In de podcast en artikelenserie van de Britse krant The Telegraph werd de voorkeur gegeven aan afvallige bronnen en de bredere context genegeerd.
door Massimo Introvigne
Artikel 1 van 5.
Read the original article in English.

De Britse krant The Telegraph heeft tussen 21 juni 2022 en 12 juli 2022 vier afleveringen van de podcast ‘Bel Bethel’ en vier bijbehorende artikelen gepubliceerd. In deze serie werd beschreven hoe Jehovah’s Getuigen omgaan met beschuldigingen van seksueel misbruik. Er werd beweerd dat Jehovah’s Getuigen misbruikers doorgaans niet aangeven bij de politie. De serie was gebaseerd op twee Britse rechtszaken en een rechtszaak in Montana, VS. In de twee Britse rechtszaken werden de ex-Jehovah’s Getuigen, Peter Stewart en Clifford Whitely, veroordeeld voor seksueel kindermisbruik.
De serie van The Telegraph bracht ook opnieuw de opzienbarende beschuldigingen naar voren die werden gedaan in een artikel dat in 2019 in de Verenigde Staten werd gepubliceerd door The Atlantic. Daarin werd beweerd dat de Jehovah’s Getuigen een of meer ‘geheime databases’ bijhouden met de namen van leden die beschuldigd worden van seksueel misbruik. Er werd gesuggereerd dat als de autoriteiten of advocaten van de slachtoffers deze lijst zouden krijgen de daders geïdentificeerd en gestraft zouden worden, een straf die ze anders zouden ontlopen. Bovendien zou worden voorkomen dat andere kinderen slachtoffer van hen zouden worden.
Ik zal de rechtszaken Stewart en Whitely en die in Montana grondig onderzoeken en ik zal ingaan op de databasekwestie. Ik denk dat het eerst belangrijk is om de serie van The Telegraph in de juiste context te plaatsen. De journalisten die de serie gemaakt hebben wisten niet dat in de maanden waarin zij de podcast voorbereidden veel godsdienstwetenschappers discussieerden over de kwestie die in deze serie centraal stond: moet de wettelijke bescherming van het professionele verschoningsrecht terzijde worden geschoven in gevallen van seksueel kindermisbruik? Deze discussie begon in het tweede decennium van deze eeuw, toen in 2015 in Ierland een wet werd aangenomen, ‘Children First Act’ genaamd, en het definitieve rapport van de Australische Royal Commission into Institutional Responses to Child Sexual Abuse in 2017 verscheen.
Nog niet zo lang geleden heeft de academische gemeenschap in sessies tijdens verschillende vooraanstaande wetenschappelijke congressen het veelomvattende boek Religious Confession and Evidental Privilege in the 21th Century (Shepherd Street Street Press, 2021, Cleveland, Queensland) besproken. Het boek stond onder redactie van de Britse advocaat Mark Hill en van A. Keith Thompson, hoogleraar aan en vice-decaan van de rechtenfaculteit van de Australische universiteit Notre Dame. Het bevat hoofdstukken over verschillende landen en religies.
Ik heb het boek zelf gereviewd en zal die bespreking hier kort samenvatten. De katholieke kerk en de oosters-orthodoxe kerken kennen oorbiecht, waarbij een biechteling zijn zonden aan een priester belijdt en absolutie ontvangt. Die kerken bezien de oorbiecht als een sacrament en het biechtgeheim als heilig en onschendbaar. Priesters mogen aan niemand onthullen wat zij tijdens de biecht gehoord hebben, ook niet aan hun bisschoppen of seculiere autoriteiten. Als ze dat wel doen, worden ze geëxcommuniceerd. Protestanten stonden over het algemeen kritisch tegenover de oorbiecht. Anglicaanse en enkele lutherse kerken hebben die wel behouden, maar de oorbiecht komt daar tegenwoordig relatief weinig voor.

Europese landen beschermen het biechtgeheim op basis van hun erkenning van, of overeenkomsten met, staatskerken. De Engelse wet bijvoorbeeld beschermde het biechtgeheim van de anglicaanse kerk, maar katholieke priesters die de biecht aanhoorden genoten die bescherming niet. Alhoewel in verschillende landen deze speciale bescherming van staatskerken nog steeds bestaat, beschrijft het boek van Hill en Thompson een verandering die in de 19e eeuw begon. In democratische landen leidde die tot de bescherming van het ‘professionele verschoningsrecht’ van alle religieuze organisaties waarbij gelovigen hun zonden belijden aan personen die daarvoor door de organisatie bevoegd zijn.
Zoals het boek laat zien, hebben rechtbanken in de Verenigde Staten en elders opgemerkt dat de katholieke wijze van zonde belijden, waarbij een biechteling zijn zonden bekent aan één priester, niet de enige mogelijke manier is waarop zonden kunnen worden beleden. Het professionele verschoningsrecht beschermde ook de geheimhouding van bekentenissen die werden gedaan aan meerdere bevoegde religieuze dienaren of ouderlingen. Er mogen aantekeningen worden gemaakt en deze mogen voor advies vertrouwelijk gedeeld worden met iemand die een hogere positie bekleedt in de religieuze organisatie. De aantekeningen mogen ook bewaard worden. Dit is bepaald in zaken betreffende hervormde denominaties en de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, in de volksmond bekend als de mormonenkerk. We zullen zien dat dit heel belangrijk is voor het verhaal van The Telegraph.
De ontwikkeling waardoor het professionele verschoningsrecht van geestelijken is uitgebreid is in de 21e eeuw tot op zekere hoogte teruggedraaid vanwege de schandalen in de katholiek kerk en andere denominaties met pedofiele geestelijken. Stemmen gingen op om in gevallen van seksueel kindermisbruik de wettelijke bescherming van het professionele verschoningsrecht terzijde te schuiven. Als gevolg hiervan werden nieuwe wetten aangenomen: in Ierland in 2015, in de meeste Australische staten en gebieden, in sommige staten van de VS en in andere landen in de wereld. Deze wetten vereisen dat priesters en anderen met een religieus ambt direct de politie inlichten, als iemand aan hen bekent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel kindermisbruik.
In het boek van Hill en Thompson wordt ook beschreven dat zowel de katholieke kerk als de voornaamste orthodoxe kerken hun priesters vervolgens hebben geïnstrueerd dat ze in plaats van het biechtgeheim te breken deze wetten moesten overtreden en er, indien nodig, voor in de gevangenis moesten gaan. In het boek worden ook verschillende meningen en argumenten naar voren gebracht van degenen die kritisch staan tegenover wetten die het professionele verschoningsrecht van geestelijken inperken. Zij stellen dat daarmee de godsdienstvrijheid wordt geschonden. Er zou een bres door worden geslagen die er uiteindelijk toe leidt dat het professionele verschoningsrecht ook bij andere misdrijven dan seksueel kindermisbruik wordt opgeheven. Wetten die het professionele verschoningsrecht van geestelijken inperken hebben weinig nut, omdat criminelen hun misdrijven niet aan priesters of andere religieuze dienaren zullen belijden wanneer ze weten dat ze dan bij de politie kunnen worden aangegeven.

In de serie van The Telegraph wordt gedaan alsof het iets buitengewoons van de Jehovah’s Getuigen is dat in de zaak in Montana de kwestie centraal stond of er uitzonderingen gemaakt moeten worden op het professionele verschoningsrecht in gevallen van seksueel kindermisbruik. Ze worden omschreven als een buitengewoon koppige organisatie als het gaat om het verdedigen van de vertrouwelijkheid van informatie die verkregen is in settingen die lijken op die van de biecht.
Zoals we hebben gezien, is deze kwestie de laatste jaren juist een van de meest besproken kwesties onder godsdienstwetenschappers en rechtsgeleerden. The Telegraph heeft dat volledig genegeerd. Als The Telegraph hier aandacht aan had geschonken, had ze het standpunt van Jehovah’s Getuigen kunnen vergelijken met dat van andere religies, waaronder dat van de rooms-katholieke en oosters-orthodoxe kerken.
De laatstgenoemde dragen hun priesters op om elke wet naast zich neer te leggen die van hen verlangt dat ze informatie over seksueel kindermisbruik melden die ze tijdens de biecht te horen krijgen en om de wettelijke gevolgen daarvan te dragen. Er wordt gesteld dat die te verkiezen zijn boven excommunicatie en uiteindelijk eeuwige verdoemenis. De Jehovah’s Getuigen leren hun ouderlingen zich te houden aan de wetten van het land.
Net zoals andere religieuze organisaties hebben Jehovah’s Getuigen zich verlaten op het professionele verschoningsrecht, als dat zonder uitzondering gold (de situatie waarom het ging in de zaak in Montana). Als de wet vereist dat gevallen van seksueel misbruik worden gemeld, dan doen ze dat. Tegenwoordig gaan Jehovah’s Getuigen nog een stap verder. Hun ouderlingen krijgen de instructie om geloofwaardige beschuldigingen van seksueel kindermisbruik aan de politie te melden, ook als er in een rechtsgebied geen meldplicht is.
Er zijn twee andere problemen met de methodologie die de betrouwbaarheid van de serie van The Telegraph negatief hebben beïnvloed. Ten eerste is de serie bijna volledig gebaseerd op informatie van afvallige ex-leden en hun advocaten. De term ‘afvallig’ is niet een beledigende, maar een technische term die door sociologen wordt gebruikt om ex-leden aan te duiden die felle tegenstanders worden van de religieuze organisatie die ze verlaten hebben. Zoals in een serie artikelen van Bitter Winter is uitgelegd, zijn de meeste ex-leden niet ‘afvallig’, maar alleen afvalligen praten met de media. Zij geven natuurlijk partijdige en bevooroordeelde informatie.
In de serie van The Telegraph zit een stukje van nog geen dertig seconden waarin Zoe Knox, een bekende wetenschapper, ingaat op een paar geloofsovertuigingen van de Jehovah’s Getuigen. Noch zij noch een andere wetenschapper is geïnterviewd over de kritiek waar het in de serie om draait. Na de hele korte verschijning van Knox geeft de verteller de mening van de The Telegraph weer: ‘Naast academici zijn voormalige Jehovah’s Getuigen de echte experts op dit gebied, omdat zij er deel van hebben uitgemaakt.’ The Telegraph bedoelt met ‘voormalige Jehovah’s Getuigen’ eigenlijk afvalligen. Deze denkfout wordt vaak door media gemaakt.
Het excuus van de verslaggever om alleen met afvalligen (en hun advocaten) te praten was dat ‘het moeilijk is openhartig met mensen te praten die nog steeds Jehovah’s Getuigen zijn, omdat zij denken dat anderen werelds zijn en Satan erachter kan zitten’. Tal van wetenschappers kunnen bevestigen dat dit niet waar is. Zij hebben boeken geschreven over de Jehovah’s Getuigen en daarvoor honderden geïnterviewd.
Door zich te baseren op afvalligen en, zoals ze toegeven, ‘krantenknipsels’ maakten de verslaggevers fouten die makkelijk vermeden hadden kunnen worden. In de podcast herhalen ze drie keer dat de Australische Royal Commission dossiers heeft ‘ontdekt’ van ‘1800 zaken over seksueel misbruik’ onder de Jehovah’s Getuigen in Australië (met daarbij 1006 daders). Ze beweren dat ‘in bijna elke zaak’ de incidenten niet aan de politie gemeld werden. Dit klopt niet.
Holly Folk is hoogleraar godsdienstwetenschappen aan de Western Washington Universiteit en heeft de kwestie ‘Jehovah’s Getuigen en seksueel misbruik’ bestudeerd. Zij heeft uitgelegd dat het cijfer van de Royal Commision ‘staat voor het totale aantal disciplinaire kwesties en verwijzingszaken, bewezen en onbewezen, die bij de organisatie van Jehovah’s Getuigen in Australië over een periode van 65 jaar bekend zijn geworden.’ In de ‘overgrote meerderheid’ van deze kwesties ging het om incest en andere gevallen van misbruik binnen de familie en niet om misbruik binnen een religieuze, institutionele setting.

Folk schreef: ‘De beschuldiging dat er sprake was van een doofpot, is ook niet waar. Van de 1006 dossiers die Jehovah’s Getuigen aan de onderzoekscommissie hebben gegeven, zijn er 383 aan de politie gerapporteerd op het moment dat ze zich voordeden en hebben 161 tot veroordelingen geleid. Het is gewoon niet waar dat Jehovah’s Getuigen informatie hebben verborgen, niet hebben meegewerkt met de politie, of geloofwaardige zaken niet voor de rechter hebben gebracht.’
Tot slot, in de loop van de tijd zijn de wetten om kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik en de sociale gevoeligheid voor deze kwestie veranderd. Gevallen van kindermisbruik die voorkwamen onder de Jehovah’s Getuigen of elke andere organisatie in de jaren 1960 beoordelen met de normen van de jaren 2020 is niet eerlijk. In de podcast wordt dit genoemd, maar daarna enigszins vergeten.
In september 2021 is het rapport ‘Child Protection in Religious Organisations and Settings’ gepubliceerd door de Independent Inquiry into Child Sexual Abuse, een wettelijk erkende onderzoekscommissie in Engeland en Wales. Het gedeelte in het rapport over Jehovah’s Getuigen is gereviewd door Bitter Winter. In het rapport wordt een kritische noot geplaatst, maar ook aandacht besteed aan de positieve aspecten van het beleid van Jehovah’s Getuigen met betrekking tot de bescherming van kinderen. Het gaat in op het ontstaan, de ontwikkeling en de verbeteringen hiervan.
Het rapport bevestigt dat (1) Jehovah’s Getuigen een beleid hebben om beschuldigingen van misbruik te melden aan de wettelijke autoriteiten, ook al is het niet door plaatselijke wetgeving verplicht gesteld en ‘ook al is er maar één beschuldiger en geen ander ondersteunend bewijs’ (blz. 65, alinea 6.3), (2) Jehovah’s Getuigen in de praktijk bewijzen dat dit beleid wordt toegepast (blz. 64-66, alinea’s 6.1 – 6.9) en (3) Jehovah’s Getuigen een van de weinige organisaties zijn die een interne procedure hebben die kan leiden tot uitsluiting van een gemeentelid die zich schuldig heeft gemaakt aan kindermisbruik (blz. 71, alinea 30). Dit religieuze proces staat vanzelfsprekend los van het aangeven van misbruikers bij de autoriteiten. Daar kunnen seculiere rechtbanken zich niet mee bemoeien.