Zijn er door het rapport van de Australische Koninklijke onderzoekscommissie werkelijk honderden ‘verborgen’ zaken aan het licht gekomen? Of was een religieuze minderheid een oneerlijk doelwit?
Eerste artikel in een serie van vier artikelen
Door Holly Folk
Read the original article in English.
In de afgelopen vijf jaar zijn er drie rapporten gepubliceerd over Jehovah’s Getuigen en seksueel misbruik, in Australië, Nederland en België. Hoewel ik nog bezig ben met het bestuderen van deze rapporten, deel ik toch mijn voorlopige bevindingen. Ik wil daaraan voorafgaand graag het belang erkennen van de kwesties die ik hier aan de orde stel. Vanuit mijn eigen perspectief bezien begrijp ik de ernst van seksueel geweld en seksuele misdrijven in het gezin. Ik voel heel erg mee met de slachtoffers. Ik hoop dat hun recht wordt verschaft door de gemeenschap, en dat de daders overal voor de rechter zullen verschijnen.
Maar ik vind het ook belangrijk dat we helder blijven nadenken over deze kwesties, en dat we onze energie doeltreffend gebruiken, zodat degenen die echt schuldig zijn voor de rechter worden gesleept. We kunnen het ons niet permitteren afgeleid te raken en bepaalde groeperingen als zondebok te gebruiken. Als we dat doen, lopen we het gevaar dat degenen die echt misdrijven plegen, ongestraft blijven.
In 2019 berichtte de Atlantic Monthly over de zogenaamde ‘geheime database over kindermisbruik’ van Jehovah’s Getuigen. De afgelopen jaren zijn er heel wat artikelen in kranten verschenen over dit onderwerp, maar de invloed van het artikel in de Atlantic zette de BBC en andere grote mediaplatforms ertoe aan het verhaal over te nemen. Daardoor hebben ze bijgedragen aan een meme die al jaren rondgaat in roddelbladen, namelijk dat de organisatie van Jehovah’s Getuigen een geheime database heeft die pedofielen beschermt. Ik vind dit zeer betreurenswaardig, omdat veel hiervan opzettelijk misleidend is. Ik zal uitleggen waarom.
Het eerste rapport waar ik het over wil hebben, is dat uit Australië. De rapporten uit Nederland en België zal ik in een volgend artikel bespreken. In Australië werden in 2014 en 2015 voorlopige rapporten gepubliceerd. Het definitieve rapport werd in 2017 gepubliceerd. Toen dat gebeurde, maakte dat een nogal grote indruk op het wereldnieuws. Onder andere de CNN pikte het verhaal onmiddellijk op en beweerde dat meer dan duizend Jehovah’s Getuigen in Australië waren aangemerkt als kindermisbruikers. Er werd verwezen naar de Case Study Report 29 van de Koninklijke onderzoekscommissie naar institutionele reacties op seksueel kindermisbruik.
Op basis van dit document meldden de media dat er 1006 daders van seksuele misdrijven in Australië waren en dat die verborgen werden gehouden door de organisatie van Jehovah’s Getuigen. Maar klopt dit wel?
Het “Case Study Report 29” was één rapport uit een serie van onderzoeken verricht door de onderzoekscommissie naar institutionele reacties op seksueel kindermisbruik. Merk op dat de focus van de onderzoekscommissie lag op seksuele misdrijven tegen minderjarigen in religieuze en niet-religieuze organisaties in heel Australië. Dit verschilt van de situatie in Nederland en België, omdat de rapporten daar zich alleen richten op Jehovah’s Getuigen. Hoe dan ook, de meeste onderzoeken gaan over individuele inrichtingen die onder leiding staan van zowel religieuze als niet-religieuze organisaties. Bij de Jehovah’s Getuigen richtte de onderzoekscommissie haar pijlen op de religie zelf. Dit was een kwalitatief andere benadering dan die waarmee de onderzoekscommissie de katholieke kerk en andere religies onderzocht.
De Koninklijke onderzoekscommissie naar institutionele reacties op seksueel kindermisbruik gebruikte een procedure die enigszins afweek van de standaardprocedure van de Koninklijke onderzoekscommissie. Dat had invloed op de Jehovah’s Getuigen in het bijzonder en het
onderzoek als geheel. De Royal Commissions Wet 1902 was gewijzigd door het parlement van Australië, zodat de klagers in een speciaal proces konden worden gehoord. Het besluit om informatie toe te staan die in ‘besloten zittingen’ was verkregen, was ogenschijnlijk genomen om zowel de privacy van misbruikslachtoffers te beschermen, als het flinke aantal aanklachten in behandeling te kunnen nemen die de onderzoekscommissie ontving over een groot aantal religieuze en niet-religieuze organisaties. Bij deze ‘besloten zittingen’ werd een lagere maatstaf gehanteerd om de geloofwaardigheid van de informatie te beoordelen. Deze zittingen waren besloten en het lijkt erop dat in sommige gevallen de namen van de klagers verwijderd werden uit de schriftelijke verklaringen die aan de onderzoekscommissie werden verstrekt. Tijdens deze ‘besloten zittingen’ was kruisverhoor niet toegestaan en de onderzoekscommissie heeft toegegeven dat de informatie niet gelijkwaardig was aan beëdigde verklaringen of bewijsmateriaal dat wordt gebruikt in de rechtszaal. Deze beslissingen waren van invloed op de conclusies die over veel groeperingen werden getrokken. Ondanks dat gingen slechts zeventig van de vierduizend ‘besloten zittingen’ over Jehovah’s Getuigen.
Toen de onderzoekscommissie zich bezighield met de Jehovah’s Getuigen, werden er slechts twee formele verhoren afgenomen (in aanvulling op de besloten zittingen) die betrekking hadden op zaken uit respectievelijk 1989 en 1992. De onderzoekscommissie bekeek grotendeels de disciplinaire kwesties over seksueel misbruik, die de Jehovah’s Getuigen bereidwillig verstrekten voor het onderzoek.
Alvorens de bevindingen te bespreken, is het van belang om een belangrijke methodologische beslissing toe te lichten die de onderzoekscommissie maakte met betrekking tot de Jehovah’s Getuigen. De onderzoekscommissie koos ervoor om kindermisbruik in het gezin en institutioneel misbruik samen te nemen. De rapporten uit Europa werden op dezelfde wijze opgesteld, wat tot zeer vertekende resultaten leidde in alle drie de onderzoeken.
Er is feitelijk geen bewijs dat Jehovah’s Getuigen zich schuldig hebben gemaakt aan wat gewoonlijk wordt beschouwd als institutioneel misbruik – iets wat in veel andere religieuze organisaties wel voorkomt, en wat de focus was van de Australische Koninklijke onderzoekscommissie. Om te beginnen hebben Jehovah’s Getuigen niet een vaste groep geestelijken zoals de Katholieke Kerk, die een bureaucratie heeft van geestelijken die zich hun hele leven wijden aan religieus werk. Zij organiseren geen speciale activiteiten voor kinderen. In feite functioneren ze als een lekenorganisatie. Er zijn geen kinderen die op een zondagsschool door de zondagsschoolleraar misbruikt worden of jongeren die slachtoffer worden van pastoors tijdens een zomerkamp of retraite, simpelweg omdat Jehovah’s Getuigen geen zondagsscholen, zomerkampen of retraites voor tieners hebben.
Toen de onderzoekscommissie de dossiers en informatie beoordeelde die ze van de Jehovah’s Getuigen had ontvangen, koos ze ervoor om alle gevallen van seksueel misbruik binnen het gezin die aan de ouderlingen waren gemeld, te scharen onder ‘institutioneel misbruik’. Dit was onjuist, omdat ‘institutioneel misbruik’ en misbruik binnen het gezin verschillende dingen zijn.
Dit is een cruciaal punt. Door een aantal sociologische onderzoeken weten we dat het aantal gevallen van kindermisbruik helaas hoog is. Grote aantallen kinderen overal in de wereld meldden dat zij seksueel zijn misbruikt. Onderzoeken gedaan in veel landen wijzen uit dat wereldwijd een deel van de mannen geneigd is om kinderen te misbruiken – mogelijk wel twee tot drie procent van de volwassen mannen wereldwijd. Dit werd onder andere ontdekt in de onderzoeken die in Australië zijn gedaan. Jammer genoeg kunnen we een aanzienlijk percentage kindermisbruik verwachten in iedere grote, hedendaagse samenleving. Misbruik kan plaatsvinden, los van hoe een individuele religie of ander sociaal instituut te werk gaat. Het is namelijk niet de overtuiging van een organisatie die aanzet tot dit gedrag.
Nu kunnen we verklaren waar ‘1006 daders’ voor staat. Het staat voor het totale aantal disciplinaire kwesties en verwijzingszaken, bewezen en onbewezen, die bij de organisatie van Jehovah’s Getuigen in Australië over een periode van 65 jaar bekend zijn geworden. In de helft van die gevallen ging het over incest in de gezinssfeer, gepleegd door ouders of broers of zussen. In andere gevallen ging het om andere familieleden dan de ouders of broers of zussen, of om vrienden van de familie van het slachtoffer. Met andere woorden, de overgrote meerderheid van deze 1006 kwesties ging over misbruik binnen het gezin of familie en niet over ‘institutioneel misbruik’, gepleegd door iemand die beschouwd zou kunnen worden als een geestelijke of een religieus werker van de organisatie van Jehovah’s Getuigen.
In haar onderzoek naar Jehovah’s Getuigen was de onderzoekscommissie geïnteresseerd in hoe correctie van leden werd uitgevoerd, qua pastorale begeleiding en pastorale zorg. De onderzoekscommissie oordeelde dat het bekend worden van informatie de religieuze organisatie onmiddellijk verantwoordelijk maakte. Merk op dat dit een zeer discriminerende behandeling is in vergelijking met hoe de onderzoekscommissie andere religieuze groeperingen beoordeelde. Bijna alle christelijke kerken die de religieuze meerderheid in Australië vormen, bieden een vorm van pastorale begeleiding. Toch zijn de Jehovah’s Getuigen eruit gepikt vanwege hun pastorale nazorg.
Ondanks de ‘geheimedatabasememe’ hebben Jehovah’s Getuigen al jarenlang het beleid dat alle meldingen over een minderjarige die het risico loopt te worden misbruikt, onmiddellijk aan de politie moeten worden doorgegeven. Tegenwoordig zijn daar wetten voor die dit verplichten in de Verenigde Staten en enkele andere landen, waaronder Australië. De situatie was echter anders toen er nog geen meldingsplicht bestond. We moeten helder voor ogen hebben hoe snel de normen daaromtrent zijn veranderd. Ik beschouw deze ontwikkeling als positief. Het is alleen niet eerlijk om gevallen die gebeurden toen de juridische normen anders waren, te bespreken alsof ze zich nu voordoen.
De beschuldiging dat er sprake was van een doofpot, is ook niet waar. Van de 1006 dossiers die Jehovah’s Getuigen aan de onderzoekscommissie hebben gegeven, zijn er 383 aan de politie gerapporteerd op het moment dat ze zich voordeden en hebben 161 tot veroordelingen geleid. Het is gewoon niet waar dat Jehovah’s Getuigen informatie hebben verborgen, niet hebben meegewerkt met de politie, of geloofwaardige zaken niet voor de rechter hebben gebracht.
In een periode van 65 jaar is slechts enkele keren sprake geweest van een dader die een aanstelling had binnen de organisatie van Jehovah’s getuigen. Van de 1006 dossiers in Australië hebben 902 geen betrekking op een functionaris van ’de organisatie’; 54 van de overige 104 beschuldigingen betreffen misbruik in de familie door ouderlingen of dienaren in de bediening. Deze vermeende incidenten vonden niet plaats in Koninkrijkszalen of andere officiële gebouwen, en ze vonden niet plaats in een context waarin Jehovah’s Getuigen officieel verantwoordelijk waren voor de kinderen. Met andere woorden, het lijkt erop dat er over een periode van vele tientallen jaren minder dan één beschuldiging per jaar is geweest, waarbij er mogelijk sprake was van institutioneel misbruik binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen in Australië.
De organisatie van Jehovah’s Getuigen in Australië beweert dat zij momenteel twee tot drie telefoontjes per maand ontvangen over seksueel misbruik binnen het gezin. Gezien de grootte van de organisatie van Jehovah’s Getuigen in Australië (ongeveer 70.000 [personen]) is dit helaas vergelijkbaar met hoe vaak misbruik voorkomt in de moderne samenleving.
Merk op dat de onderzoekscommissie 551 ‘zaken van Jehovah’s Getuigen’ doorverwees naar de politie en dat het mogelijk is dat sommige zaken nog lopen. We weten dit niet. Wat we wel weten is dat we de afgelopen vijf jaar in Australië geen massale golf van arrestaties en vervolgingen van Jehovah’s Getuigen hebben gezien; wat had moeten gebeuren als de onderzoekscommissie een aanzienlijk aantal ‘verborgen’ zaken had ‘ontdekt’.
De Koninklijke onderzoekscommissie van Australië heeft veel aanbevelingen gedaan voor religies in Australië in het algemeen, en ze heeft de regering aanbevolen om alle organisaties die met kinderen werken een wettelijke meldplicht op te leggen. Jehovah’s Getuigen hebben zich nooit verzet tegen een wettelijke meldplicht. Voor de goede orde: ik geloof heilig in een wettelijke meldplicht.
Maar de onderzoekscommissie heeft ook drie aanbevelingen gedaan die dieper ingaan op de godsdienstvrijheid van Jehovah’s Getuigen. Zij adviseerde dat de organisatie van Jehovah’s Getuigen afziet van de toepassing van hun tweegetuigenregel in kwesties over klachten van seksueel kindermisbruik. De organisatie zou haar beleid moeten herzien, zodat vrouwen worden betrokken bij het onderzoeken en beoordelen van beschuldigingen van seksueel kindermisbruik. En de organisatie van Jehovah’s Getuigen zou niet langer van haar leden moeten verlangen dat zij degenen mijden die zich terugtrekken van de organisatie, wanneer degenen die zich terugtrekken voormalige slachtoffers van seksueel kindermisbruik zijn.
In werkelijkheid wordt wat Jehovah’s Getuigen de ‘tweegetuigenregel’ noemen, flexibel gehanteerd bij klachten over seksueel misbruik, vooral als het gaat om zaken die betrekking hebben op kwetsbare minderjarigen. Op grond van mijn eigen onderzoek naar het gebruik van de tweegetuigenregel denk ik dat de beschrijving in de media erg overdreven is. De regel betekent niet dat er twee mensen nodig zijn die iemand op flagrante delicto betrappen. Het gaat er eerder om dat er een redelijke hoeveelheid bewijsmateriaal is afkomstig van twee verschillende partijen of twee verschillende perspectieven. Andere christelijke religies hebben soortgelijke regels.
Van het allergrootste belang is dat men de context niet uit het oog verliest waarin de ‘tweegetuigenregel’ geldt. Het is bedoeld om de omstandigheden voor correctie binnen de religieuze gemeenschap te organiseren; niet om de behandeling van klachten buiten de organisatie van Jehovah’s Getuigen te beperken. De regel geeft richting aan het kerkelijke proces waarin wordt bepaald of een vermeende overtreder in zijn gemeente kan blijven. De regel voorkomt echter niet dat iemand aangifte doet bij wereldlijke autoriteiten.
Het rechterlijk proces van Jehovah’s Getuigen is bedoeld om leden te corrigeren. Het is niet bedoeld als vervanging van seculiere wetshandhaving. Als iets mij heel duidelijk is geworden tijdens mijn onderzoek naar dit onderwerp, dan is dat de organisatie van Jehovah’s Getuigen slachtoffers van misbruik steunt in het doen van aangifte bij wetshandhavers. Zij vinden niet dat leden moeten worden gecensureerd, wanneer zij een strafrechtelijke klacht voor het gerecht brengen. Hoe hun interne correctie werkt is iets anders, en een seculiere staat zou zich daar niet mee moeten bemoeien.
Wat betreft de genderkwestie, de organisatie van Jehovah’s Getuigen werkt volgens de opvatting van gendercomplementariteit. Dat geldt voor een groot aantal religieuze organisaties en religies wereldwijd, inclusief de Katholieke Kerk en de overgrote meerderheid van de stromingen binnen de Islam, het Boeddhisme en het Hindoeïsme.
De kwestie van het mijden moet preciezer geïnterpreteerd worden. Het is niet van toepassing op alle leden die de religie verlaten, maar op die individuen die zich formeel hebben afgescheiden of die zijn uitgesloten wegens ernstig wangedrag. Evengoed erken ik dat deze kwestie mensen pijn doet. Uit eigen ervaring weet ik wat voor effect het heeft als een familie generaties lang religieus verdeeld is. Maar ik denk ook dat het niet aan de overheid is zich te mengen in keuzes die volwassenen weloverwogen maken. Nogmaals, de realiteit is dat veel religies de norm hanteren om niet langer contact te onderhouden met mensen die hun geloofstraditie hebben verlaten.
Deze Australische aanbevelingen zouden iedereen moeten verontrusten die om burgerlijke vrijheden geeft. Zij reguleren geloofsovertuigingen en gebruiken van veel godsdiensten, en zijn een onacceptabele inbreuk op de scheiding van kerk en staat.