De regel dat twee getuigen nodig zijn geldt alleen binnen het religieus bestuur, en heeft niets te maken met de manier waarop de organisatie communiceert met seculiere autoriteiten.
Door Massimo Introvigne
Artikel 2 van 2. Lees artikel 1.
Read the original article in English.


Zoals in het eerste artikel van deze serie besproken, heeft de onderzoekscommissie Independent Inquiry into Child Sexual Abuse in haar rapport van september 2021 over het beschermen van kinderen tegen misbruik in religieuze organisaties en instellingen geconcludeerd dat ondanks dat, zoals bij de meeste religies het beleid in het verleden niet foutloos was, het beleid van de Jehovah’s Getuigen voor het beschermen van kinderen is verbeterd. Sommige media kiezen ervoor om het rapport te gebruiken om te focussen op zaken uit het verleden in plaats van op het huidige beleid en herhalen oude laster tegen de Jehovah’s Getuigen.
Aan de andere kant is er een aspect waar de onderzoekscommissie op een ernstige, maar naar mijn mening oneerlijke manier, de Jehovah’s Getuigen bekritiseerd. Het refereert naar de zogenaamde ‘twee-getuigenregel’. De onderzoekscommissie merkt allereerst op dat vele religieuze organisaties geen interne tuchtrechtelijke maatregelen nemen tegen hun leden die beschuldigd zijn van seksueel misbruik tenzij zij geestelijken of werknemers zijn. Merendeel doet niets in het geval van gewone leden van de religieuze gemeente. De onderzoekscommissie merkt op dat de Jehovah’s Getuigen een zeldzaam ‘voorbeeld zijn van een religieuze organisatie met zo’n intern proces. Na te hebben bepaald of er een doorverwijzing naar de wettelijke instanties noodzakelijk is, zullen twee ouderlingen beoordelen of er voldoende bewijs is om een beschuldiging op een Bijbelse basis vast te stellen’ (blz. 71, alinea 30.1).
Uit de religieuze handleidingen van de Jehovah’s Getuigen blijkt dat zonder een bekentenis van de vermeende misbruiker er alleen een religieus rechtelijke comité gevormd kan worden ‘als er twee of drie ooggetuigen zijn, niet alleen mensen die herhalen wat zij van horen zeggen hebben; er kan geen actie worden ondernomen als er maar een getuige is’ (blz. 71, alinea 30.1).
De onderzoekscommissie bekritiseert dit religieuze twee-getuigenmodel en meent dat ‘de toepassing van deze regel in de context van seksueel kindermisbruik waarschijnlijk het lijden van het slachtoffer vergroot en niet de realiteit weerspiegelt dat seksueel misbruik van kinderen meestal wordt gepleegd in de afwezigheid van getuigen’ (blz. 72, alinea 30.1). Volgens de onderzoekscommissie is ‘de mogelijkheid dat deze regel slachtoffers en overlevenden schaadt duidelijk (…) Het in stand houden van deze regel getuigt van een gebrek aan aandacht voor de ernst van deze misdrijven en de gevolgen ervan voor betrokken personen. Het getuigt ook van een gebrek aan medeleven voor het slachtoffer en het dient om de dader te beschermen’ (blz. 115, alinea 25).
Ik ben het daar niet mee eens. De onderzoekscommissie lijkt te vervallen in de verwarring die het prijzenswaardig probeerde te vermijden op andere punten. Het geeft toe dat de zogenaamde twee-getuigenregel ‘niet is bedoeld is als een beschermingsmaatregel’(blz. 115, par. 25). Met andere woorden, het heeft niets te maken met het enige punt die de onderzoekscommissie geacht werd te onderzoeken.
Hoe de Jehovah’s Getuigen, of elke andere religie, religieuze zaken in de gemeente behandelen zou niet van enig belang moeten zijn voor een seculier onderzoek. Vrijheid van religie en vrijheid van vereniging geeft hen de mogelijkheid hun leden al dan niet te disciplineren op een manier die zij passend vinden. Als zij hebben voldaan aan wetten of voorschriften over het aangeven van leden die verdacht worden van seksueel misbruik bij de politie, dan is de beslissing of ze hen in de kerkorde houden, uitsluiten of anderszins straffen een religieuze aangelegenheid waar seculiere instellingen niets mee te maken hebben.
Voor andere religieuze organisaties geldt dit ook. Zij mogen leden uitsluiten voor zaken als ketterij, iets wat geen seculiere rechtbank als een misdaad zou beschouwen. Maar ze kunnen ook besluiten leden niet uit te sluiten die schuldig zijn aan misdaden die door seculiere wetten worden erkend. Mogelijk omdat zij hopen dat de leden berouw tonen en tot God terugkeren, iets dat irrelevant kan zijn voor een seculiere rechtbank, maar zeer relevant is in een religieuze context.
Jehovah’s Getuigen leggen dit verschil gedetailleerd en eenduidig uit in hun officiële publicatie ‘De Wachttoren’ in een in 2019 verschenen artikel over seksueel kindermisbruik. Dit als onderdeel van een reeks van artikelen die worden beschouwd als een kerndocument dat het beschermingsbeleid uitlegt. Deze artikelen werden bestudeerd door alle gemeentes van Jehovah’s Getuigen wereldwijd. Het artikel noemde seksueel kindermisbruik een ‘uitzonderlijk weerzinwekkende vorm van slechtheid’. Als een Getuige van Jehovah zich schuldig maakt aan seksueel misbruik schendt hij/zij zowel de wetten van het land en de wet van God.
Wat betreft de wetten van het land legt de Wachttoren uit: ‘Christenen moeten “onderworpen zijn aan de superieure autoriteiten” (Rom. 13:1). We tonen dat we onderworpen zijn door de wetten van het land te respecteren. Als iemand uit de gemeente de wet overtreedt, bijvoorbeeld door een kind te misbruiken, zondigt hij tegen de autoriteiten. (Vergelijk Handelingen 25:8.) Hoewel de ouderlingen niet het gezag hebben om de wet te handhaven, zullen ze een kindermisbruiker niet beschermen tegen de juridische gevolgen van zijn zonde (Rom. 13:4). De zondaar oogst wat hij heeft gezaaid (Gal. 6:7).’ Het artikel herhaalt dat het melden van misbruik aan seculiere autoriteiten niet tegen een religieus principe indruist: ‘Maar wat als het gaat om iemand die deel uitmaakt van de gemeente en de kwestie dan in de gemeenschap bekend wordt? Moet de christen die aangifte heeft gedaan het gevoel hebben dat hij een smet heeft geworpen op Gods naam? Nee. Het is de kindermisbruiker die Gods naam besmeurt.’
Een totaal ander vraagstuk is of het beschuldigde lid uitgesloten zou moeten worden uit de gemeente. Daarbij kunnen de ouderlingen andere criteria gebruiken dan de seculiere rechtbanken. ‘Een christen die toegeeft aan verkeerde verlangens en een ernstige zonde begaat, is in geestelijk opzicht ziek. Dit betekent dat hij geen gezonde verhouding met Jehovah meer heeft. In zekere zin zijn de ouderlingen net als artsen. Ze doen moeite om ‘de zieke [in dit geval de kwaaddoener] beter te maken’. Hun Bijbelse raad kan hem helpen zijn band met God te herstellen, maar dat is alleen mogelijk als hij echt berouw heeft.’
Daarom zullen de ouderlingen, voordat er een rechtelijk comité wordt gevormd dat kan leiden tot uitsluiting van de beschuldigde, voorzichtig te werk gaan en passen zij de Bijbelse regel toe dat er twee getuigen nodig zijn, zoals onder andere staat in 1 Timotheüs 5:19. Nogmaals, deze regel is alleen van toepassing op het religieuze proces in de gemeente en is niet van toepassing op het besluit om de verdachte aan te geven bij de seculiere autoriteiten. In de Wachttoren staat de vraag ‘Betekent dit dat er twee getuigen vereist zijn om bij de autoriteiten aangifte te doen van misbruik? Nee. Dit is geen vereiste voor wanneer ouderlingen of anderen aangifte doen van een strafbaar feit.’
Met betrekking tot het religieuze onderzoek van de gemeente geldt: ‘Wordt de beschuldiging gestaafd door minstens twee personen — de beschuldiger en iemand anders die dit voorval of andere gevallen van kindermisbruik door de beschuldigde kan bevestigen — dan wordt er een rechterlijk comité gevormd.’
De zogeheten twee-getuigenregel houdt dus niet in dat het slachtoffer dat aangifte heeft gedaan van het misbruik wordt beschuldigd van liegen als er geen tweede getuige is en ook niet dat de verdachte wordt beschermd. Het is duidelijk dat er volgens de wetten van het land aangifte wordt gedaan bij seculiere autoriteiten. Daarnaast is het zo dat ‘als er maar één getuige is, dit niet betekent dat hij liegt. Ook als vermeend kwaaddoen niet kan worden vastgesteld op basis van twee getuigen, erkennen de ouderlingen dat er mogelijk een ernstige zonde is begaan, een zonde die anderen veel leed heeft aangedaan. De ouderlingen bieden blijvende steun aan allen die gekwetst zijn. Daarnaast blijven ze goed letten op de vermeende kindermisbruiker om de gemeente te beschermen tegen potentieel gevaar.’ Het is zelfs zo dat, ter bescherming van het kind, er normaal gesproken restricties worden ingesteld voor degene die schuldig zijn aan kindermisbruik, maar niet zijn uitgesloten.
Deze uitgebreide uitleg illustreert wat de zogenaamde twee-getuigenregel is en wat het niet is. Maar een seculiere onderzoekscommissie zou tevreden moeten zijn geweest met het feit dat deze regel geen rol speelt in de beslissing op welke manier de Jehovah’s Getuigen omgaan met seculiere autoriteiten in het geval van seksueel kindermisbruik. De twee-getuigenregel behoort tot het domein van religieus bestuur, een domein waar seculiere overheden zich niet mee kunnen bemoeien zonder de vrijheid van godsdienst van de religieuze organisaties te schenden.