In de podcast van The Telegraph wordt een zaak uit 2019 gebruikt om aan te tonen dat het nieuwe kinderbeschermingsbeleid van de Jehovah’s Getuigen niet in praktijk wordt gebracht. Dit klopt niet.
door Massimo Introvigne
Artikel 3 van 5. Lees artikel 1 en artikel 2.
Read the original article in English.


In de podcast van The Telegraph wordt beweerd dat de Jehovah’s Getuigen hun kinderen niet goed beschermen tegen kindermisbruikers die lid zijn van hun gemeenten en dat hun voornaamste zorg is de gevallen van misbruik te verbergen om hun reputatie te beschermen. Zoals we zagen in het vorige artikel in deze serie, wordt in de podcast de meeste tijd besteed aan de zaak van Peter Stewart. Dit is echter een oude zaak. De Jehovah’s Getuigen worden verweten in 1990 een incident in die zaak ontoereikend te hebben behandeld.
De Jehovah’s Getuigen kunnen makkelijk aanvoeren dat dit meer dan dertig jaar geleden is, lang voordat hun nieuwe kinderbeschermingsbeleid uit 2018/19 van kracht was. Zoals aangeven in mijn eerste artikel, erkende de Independent Inquiry into Child Sexual Abuse (IICSA) van Engeland en Wales in haar in 2021 uitgebrachte rapport dat het nieuwe beleid is dat beschuldigingen van misbruik gemeld worden aan de wettelijke autoriteiten wanneer een minderjarige gevaar loopt te worden misbruikt, ook al wordt dit niet vereist door lokale wetgeving en ‘ook al is er maar één beschuldiger en geen ander ondersteunend bewijs’ (blz. 65, alinea 6.3).
Hoewel het wel interessant is, is de ontoereikende behandeling van seksueel misbruik dertig jaar geleden nu niet bepaald nieuwswaardig. Om interesse te wekken voor haar podcast moest The Telegraph beweren dat de Jehovah’s Getuigen nog steeds tekortschieten in de bescherming van hun kinderen en dat ze misbruik nog steeds verbergen.
Het IICSA merkte op dat de Jehovah’s Getuigen hebben bewezen dat het beleid uit 2018/19 in de praktijk wordt toegepast (blz. 64–66, alinea 6.1–6.9). Door aandacht te besteden aan een zaak die al door het IICSA was behandeld, probeert The Telegraph te bewijzen dat de Jehovah’s Getuigen in 2019 nog steeds niet samenwerkten met de politie.


The Telegraph presenteert het verhaal als volgt: in 2019 vertelde een 21-jarige vrouw, voorgesteld als ‘Lacey Jones’, haar moeder dat haar stiefvader, Clifford Whitely (in sommige documenten gespeld als ‘Whiteley’), haar had misbruikt toen zij 11 was. Haar moeder confronteerde de man hiermee. Hij gaf uiteindelijk toe dat dit een keer was gebeurd toen hij dronken was (alhoewel hij later is veroordeeld voor drie gevallen van seksueel misbruik, niet voor slechts één). De vrouw vertelde de ouderlingen wat hij had gedaan. Tegenover hen herhaalde hij zijn (gedeeltelijke) bekentenis. Die bekentenis was voldoende grond om hem uit te sluiten. Lacey’s zus, die de organisatie van Jehovah’s Getuigen had verlaten, ging naar de politie, waarna er een onderzoek werd gestart.
Volgens The Telegraph vroeg rechercheur Philip Endsor van de West Midlands Police, die in de podcast overkomt als iemand met weinig sympathie voor de Jehovah’s Getuigen, de twee ouderlingen aan wie Whitely het misbruik had bekend, om schriftelijke verklaringen op te stellen. Zij vroegen rechercheur Endsor om dit verzoek schriftelijk te doen. Ze waren bezorgd over de vertrouwelijkheid van hetgeen Whitely tegen hen had gezegd. In de podcast vertelt Endsor dat hij de indruk had dat de ouderlingen eigenlijk ‘botweg weigerden mee te werken, in welke vorm of op wat voor manier dan ook’.
Enkele maanden later schreef Endsor dat hij ‘de aantekeningen nodig had die de ouderlingen hadden gemaakt tijdens Clifford Whitely’s bekentenis. Opnieuw zeiden de ouderlingen dat zij bereid waren mee te werken. Echter, omdat het aantekeningen waren van vertrouwelijke, religieuze gesprekken, hadden zij toestemming nodig van Clifford Whitely, of rechercheur Endsor zou met een gerechtelijk bevel moeten komen.’ Hij kreeg een gerechtelijk bevel, waaraan de Jehovah’s Getuigen voldeden.
Uiteindelijk werd Whitely veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf. In de podcast van The Telegraph horen we rechercheur Endsor zeggen: ‘Ik vind het moeilijk te begrijpen waarom ze bijna opzettelijk een legitiem onderzoek naar het seksueel misbruik van een jonge vrouw probeerden tegen te werken. Ik moet zeggen dat dit waarschijnlijk de lastigste organisatie is waar je mee te maken kan krijgen.’
Dit is, enigszins gedramatiseerd, het verhaal dat Endsor eerder aan het IICSA vertelde. Maar het IICSA heeft ook een van de betrokken ouderlingen, Rudi Dobson, gehoord. Het IICSA twijfelde niet aan zijn eerlijkheid. Net zoals in de zaak Stewart is wordt in de podcast het verloop van de gebeurtenissen enigszins verwarrend gepresenteerd. De twee verklaringen van Dobson aan het IICSA helpen het te verduidelijken.


Dobson werd op 25 februari 2019 door Lacey’s moeder op de hoogte gebracht van haar dochters beschuldigingen tegen Whitely. Hij bezocht Lacey thuis met een andere ouderling. Ze gaven troost en zeiden dat zij en haar moeder absoluut het recht hadden aangifte te doen bij de politie. Tijdens een telefoongesprek die avond herhaalde Dobson dit tegen Lacey en haar zus. Op 26 februari werd hij geïnformeerd dat ze aangifte hadden gedaan bij de politie. Op 27 februari werd Whitely gearresteerd en op borgtocht vrijgelaten.
Het landelijke hoofdkantoor van de Jehovah’s Getuigen adviseerde de plaatselijke ouderlingen om niet meteen stappen te ondernemen tegen Whitely, om het werk van de politie niet te belemmeren. Op 19 maart beoordeeld een religieus rechterlijk comité de bekentenis die Whitely aan de ouderlingen had gedaan en werd hij uitgesloten.
Op 1 maart werd Dobson voor het eerst door rechercheur Endsor benaderd en werd hem om een schriftelijke verklaring over het incident gevraagd. Dobson vroeg Endsor dit schriftelijk te verzoeken, omdat er vragen konden zijn over zaken die vielen onder het professionele verschoningsrecht en gegevensbescherming. Hij moest hierover overleggen met het landelijke hoofdkantoor. Zoals Dobson tegen het IICSA zei: ‘Het volgende contact dat ik met rechercheur Endsor had, was een telefoongesprek in de eerste helft van juli 2019.
Op 1 maart 2019 had ik gevraagd om een lijst met vragen. In plaats dat hij mij die gaf, ging rechercheur Endsor mij bedreigen en intimideren. Hij maakte mijn geloof en activiteiten als ouderling belachelijk. Hij zei dat ik afstand moest doen van mijn ambt, zodat ik vertrouwelijke informatie kon delen. Toen ik zei dat ik dat niet zou doen, zei hij: “Hoe kun jij ’s nachts slapen?” Ik vond zijn gedrag en bedreigingen beledigend en verontrustend.’
Na dit heftige gesprek deed Endsor op 24 juli schriftelijk het verzoek aan de ouderlingen om alle documenten over Whitely’s bekentenis en uitsluiting vrij te geven. De ouderlingen antwoordden op 2 augustus dat deze documenten onder het verschoningsrecht vallen en dat ze die alleen vrij konden geven met toestemming van Whitely; ze zouden wel meewerken met een gerechtelijk bevel. Endsor verkreeg op 1 oktober zijn gerechtelijke verstrekkingsbevel en op 3 oktober gaven de ouderlingen hem de gevraagde documenten.


Alhoewel Britse wetten inzake gegevensbescherming genoemd werden, gaat deze zaak ook over hoe moet worden omgegaan met documenten die beschermd worden door het professionele verschoningsrecht dat is besproken in het eerste artikel van deze serie. Zoals ik daar heb opgemerkt, kan een zondaar ook zijn zonden bekennen aan meer dan één bevoegd lid van een religieuze organisatie en mogen er aantekeningen worden gemaakt. De katholieke kerk zou ten onrechte worden begunstigd, als alleen de katholieke manier van zonden belijden zou worden beschermd, namelijk de een-op-eenbiecht, waarbij geen aantekeningen worden gemaakt.
In wezen heeft Whitely zijn zonden bekend aan de ouderlingen. Die bekentenis zou moeten worden beschermd door het professionele verschoningsrecht van geestelijken. Maar zoals ik heb uitgelegd in mijn eerste artikel, verschillen de Jehovah’s Getuigen van katholieke en oosters-orthodoxe kerken. Voor katholieke en oosters-orthodoxe kerken heeft het biechtgeheim zo’n hoge theologische status dat zij hun priesters geïnstrueerd hebben geen wetten of gerechtelijke bevelen te gehoorzamen die van hen verlangen dat zij informatie vrijgeven die zij tijdens de biecht gehoord hebben, en dat zij daarvan de gevolgen moeten dragen. De Jehovah’s Getuigen geloven dat zij de wetten van een land moeten respecteren. Als gevolg daarvan gaven zij het materiaal over Whitely aan de politie nadat een gerechtelijk bevel was uitgevaardigd, ook al ging het in wezen om een bekentenis.
Zij gaven binnen 48 uur gehoor aan het bevel. In de podcast beweert Endsor dat de zaak werd vertraagd door de manoeuvres van de Jehovah’s Getuigen. In werkelijkheid werd de zaak vertraagd door zijn eigen vooroordelen tegen de Jehovah’s Getuigen, zijn onbegrip van de wetten inzake gegevensbescherming en het professionele verschoningsrecht, en zijn pogingen om de ouderlingen te pesten door niet de normale procedure te volgen, maar hen te bedreigen en tegen hen tekeer te gaan. Endsor werd gevraagd een schriftelijk verzoek te doen. Daar had hij vier maanden voor nodig. Endsor werd verteld dat de Jehovah’s Getuigen mee zouden werken aan een gerechtelijk verstrekkingsbevel. Hij verkreeg dat echter pas zeven maanden nadat hij met zijn onderzoek was begonnen.
De zaak Whitely bewijst niet dat de Jehovah’s Getuigen hun eigen beleid niet volgen, als ze samenwerken met seculiere autoriteiten in gevallen van kindermisbruik. Het bewijst alleen dat de religieuze vooroordelen van sommige politieagenten de zaken die zij onderzoeken kunnen vertragen.