Ex-leden die afvallig worden ‘leren’ die rol vaak van antisektebewegingen.
door Massimo Introvigne
Artikel 5 van 5. Lees artikel 1, artikel 2, artikel 3 en artikel 4.
Read the original article in English.


In het vorige artikel hebben we gezien dat de begrippen ex-leden en afvalligen niet door elkaar gehaald moeten worden. De meeste ex-leden koesteren niet vijandige gevoelens tegenover de organisatie die ze hebben verlaten. Slechts een paar van hen worden radicale tegenstanders. Maar waarom? Wat zijn de specifieke kenmerken van degenen die afvallig worden?
Er zijn twee factoren die wetenschappers in overweging hebben genomen. De eerste heeft te maken met de religieuze organisatie en de tweede met het losmakingsproces. Er wordt normaal gesproken van uitgegaan dat hoe controversiëler de religieuze organisatie is, hoe hoger het aantal afvalligen zal zijn. Bromley benadrukte dat, hoewel er van alle religies afvalligen zijn, ze het meest voorkomen onder ex-leden van groeperingen die hun tegenstanders met succes als ‘ondermijnend’ hebben bestempeld. Daarentegen verlaten leden van zeer gerespecteerde organisaties deze eerder als overloper dan als afvallige.
Vergelijkingen worden bij voorkeur gemaakt tussen vrijwilligersorganisaties waarbij iemand zich vrijwillig aansluit dan tussen denominaties of kerken waarin iemand is geboren. Er zijn echter verschillende vrijwilligersorganisaties binnen de hoofdreligies, zoals religieuze ordes, lekenbewegingen en zelfs het priesterschap in de rooms-katholieke kerk in het algemeen. Hoewel er onder voormalige katholieke priesters en nonnen afvalligen zijn die duidelijk van zich laten horen, verwijten velen die het priesterschap neerleggen of uit een andere religieuze orde treden eerder zichzelf dat ze niet hebben kunnen voldoen aan de normen van de kerk. Bijgevolg zullen zij hun ervaring vaak reconstrueren als een Type I-verhaal, dat van de overloper. Dit gebeurt, volgens Bromley en anderen, omdat de Rooms-Katholieke Kerk een machtige (hoewel natuurlijk niet onomstreden) organisatie is. Zij is dus vaker wel dan niet in staat om met leden die de kerk verlaten verhalen op te stellen die de schade beperken. Organisaties die daarentegen als ondermijnend worden gezien, waaronder de meeste nieuwe religieuze organisaties, zijn doorgaans minder goed in staat met leden die de organisatie verlaten verhalen op te stellen die de schade beperken, en daardoor brengen ze meer afvalligen voort.
Deze theoretische aanname lijkt op het eerste gezicht volkomen redelijk, maar wordt niet volledig bevestigd door empirisch onderzoek. Nieuwe religieuze bewegingen worden gewoonlijk als ondermijnend bezien, en lijken meer afvalligen te hebben die duidelijk van zich laten horen. Zoals we hebben gezien, blijkt echter uit enquêtes – als ze tenminste kunnen worden afgenomen – dat slechts een klein deel van de ex-leden van zelfs de meest controversiële religieuze bewegingen afvallig is. Een ruime meerderheid van de ex-leden kan een gewone verlater genoemd worden en sommige van hen zelfs overloper.
Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen zichtbare en onzichtbare ex-leden. De meeste ex-leden zijn onzichtbaar in zoverre dat zij niet in gesprek willen gaan over hun voormalige lidmaatschap. In feite kan hun bestaan alleen ontdekt worden door een kwantitatief onderzoek waarin toegang kan worden verkregen tot de ledenadministratie van een groepering. Zij zijn waarschijnlijk nog minder bereid tot deelname aan een kwalitatief, sociologisch onderzoek. Zichtbare ex-leden zijn voornamelijk afvalligen. De vijandige groep waar ze zich sindsdien bij aan hebben gesloten, doet er alles aan om ervoor te zorgen dat ze zichtbaar zijn.
Eigenlijk is de belangrijkste factor het losmakingsproces. Uit alle onderzoeken blijkt dat degenen die ontvoerd zijn en succesvol ‘gedeprogrammeerd’, d.w.z. blootgesteld zijn aan intense psychologische druk om de ‘sekte’ te verlaten, eerder geneigd zijn afvallig te worden. Degenen die succesvol ‘gedeprogrammeerd’ zijn, vormen een minderheid van de mensen die de als ‘sekte’ bestempelde bewegingen hebben verlaten. Dit geldt ook voor afvalligen.
Een percentage van degenen die een religieuze organisatie verlaten, krijgt voor, tijdens of na het losmakingsproces te maken met een antisektebeweging, zelfs als ze niet gedeprogrammeerd zijn. Dit gebeurt omdat het losmakingsproces is geïnitieerd door een familielid die contact heeft opgenomen met een antisektebeweging, of omdat de personen die overwegen een religie te verlaten nieuwsgierig zijn naar of oprecht geïnteresseerd in kritiek op de religie waar ze deel van uitmaken.
In het vorige artikel vertelde ik over mijn kwantitatieve onderzoek naar ex-leden van een esoterische groep in Frankrijk genaamd New Acropolis. 8,3% van de respondenten gaf aan dat contact met een antisektebeweging een rol had gespeeld in het losmakingsproces. 70% van de afvalligen had contact gehad met een antisektebeweging. 90% van degenen die contact hadden gehad met een antisektebeweging beschouwde New Acropolis als ‘een sekte’, tegenover 10,3% van de rest. 80% van hen geloofde dat ze waren ‘gehersenspoeld’, tegenover 6,7% van de rest. Voor sommige ex-leden komt afvalligheid in psychologisch opzicht goed uit . Ze kunnen namelijk de schuld voor daden en overtuigingen die nu verkeerd of zelfs gek lijken, in de schoenen schuiven van de ‘kwaadaardige’ beweging die hen heeft ‘gehersenspoeld’ of tot ‘slaaf’ gemaakt.


De antisektebeweging speelt dus een belangrijke rol in de ontwikkeling van ex-leden tot afvalligen. Tegelijkertijd ‘spelen de afvallige verklaringen een belangrijke rol bij de initiatieven voor sociale controle waar de antisektebeweging verantwoordelijk voor is’, zoals Bromley schreef. Die initiatieven zijn erop gericht de nieuwe religieuze beweging te discrimineren en waar mogelijk onder druk te zetten. Een paar afvalligen (zoals Steven Hassan, een afvallige van de verenigingskerk) werden deprogrammeurs en verkregen zelfs professionele en academische diploma’s. Veel andere blijven contact houden met antisektebewegingen en blijven zich inzetten voor de ‘degradatie van de morele status’ van de organisatie die ze hebben verlaten, om met Bromley’s woorden te spreken. Daartoe ‘worden tevreden leden weggezet als gehersenspoeld, burgerprojecten gepresenteerd als PR-stunts, leden spottend fronttroepen genoemd’ en de geleerden die twijfelen aan de verslagen van afvalligen bestempeld als ‘sekteverdedigers’.
Bromley beschrijft ook verschillende ‘carrières voor afvalligen’. Sommige leven van of verdienen een aanzienlijk deel van hun inkomen uit de verkoop van boeken en het houden van lezingen over de organisatie die ze hebben verlaten. Andere werven andere ex-leden en proberen van hen ook afvalligen te maken. In hun aanvallen tegen religies die zij als ‘sekte’ bestempelen gebruiken antisektebewegingen op hun beurt de afvalligen om te beweren dat ‘de vermeende vergrijpen zo fundamenteel en alomvattend zijn dat claims van onschuld meteen verworpen moeten worden.’ Als door het verspreiden van verhalen van afvalligen een ‘sfeer is ontstaan met een vijandige publieke opinie, wordt er opgeroepen tot ‘sociale controle’ en ‘overheidsmaatregelen’ middels ‘hoorzittingen’, rechtszaken en overheidsdiscriminatie. (Bromley, ‘The Social construction of Contested Exit Roles’, 42-3)
Hieruit kunnen we concluderen dat afvalligen het zichtbaarst zijn, ook al vormen ze een betrekkelijk kleine minderheid van de ex-leden van nieuwe religieuze organisaties. Ze worden gebruikt door antisektebewegingen, ze zijn makkelijk bereikbaar voor de media of staan klaar om te getuigen in rechtszaken tegen de organisaties waar ze vroeger lid van waren..
Degenen die deze reeks gevolgd hebben zullen menen dat daaruit de volgende twee conclusies te trekken zijn: afvalligen vertegenwoordigen niet de grotere groep van ex-leden en hun verhalen zijn ongetwijfeld gevormd door hun kennismaking met antisektebewegingen en hun ideologie.
Natuurlijk is niet alles wat een afvallige verklaart onjuist. Geen wetenschapper op het gebied van nieuwe religieuze bewegingen zal stellen dat de verklaringen van afvalligen alleen onwaarheden bevatten. In tegenstelling tot wat de spotprenten suggereren die tegenstanders verspreiden, negeren wetenschappers die kritisch kijken naar de antisektebewegingen de literatuur van afvalligen niet. Integendeel, ze verzamelen ze en publiceren er vaak bibliografieën over, die vrij gedetailleerd en compleet zijn. Ze erkennen ook dat afvalligen kunnen helpen bij het formuleren van vragen die wetenschappers kunnen beantwoorden in toekomstig onderzoek. In sommigen gevallen kunnen ze als klokkenluider fungeren door de aandacht te richten op echt illegale activiteiten die de autoriteiten kunnen nagaan.
In andere gevallen is de wetshandhaving misleid door valse beschuldigingen en dat heeft geleid tot onnodig lijden. Kijk bijvoorbeeld naar Rusland en Centraal Azië. Veel internationale organisaties en ngo’s hebben wat daar gebeurt omschreven als regelrechte vervolging van de Jehovah’s Getuigen. De behandeling van de Jehovah’s Getuigen aldaar wordt gerechtvaardigd met behulp van een waslijst aan beschuldigingen die is opgesteld door Jerry Bergman, een geleerde op het gebied van microbiologie (waar hij overigens zeer omstreden is) en niet op het gebied van religie. Hoewel Bergman in 1999 een bruikbare bibliografie heeft samengesteld over de vroege jaren van de Jehovah’s Getuigen, schrijft hij eerder als een boos ex-lid dat de organisatie van Jehovah’s Getuigen heeft verlaten dan als een neutrale geleerde. Zijn beschuldigingen zijn vertaald naar het Russisch en gemakkelijk op internet te vinden. Deze beschuldigingen hebben de religieuze vrijheid en mensenrechten ernstig beschadigd in landen die eens deel uitmaakten van de Sovjet-Unie.


Media en rechtbanken zouden er goed aan doen in gedachten te houden dat afvalligen niet de grote groep van ex-leden van een nieuwe religieuze beweging vertegenwoordigen. De afvalligen vormen daarbinnen een minderheid en zijn per definitie niet de enige of meest betrouwbare getuigen van het leven in een nieuwe religieuze beweging. Ja, het klopt dat ze er ooit deel van uitmaakten, maar veel leden of ex-leden die niet afvallig zijn geworden deden dat ook. Afvalligheid wordt gekenmerkt door socialisatie in de antisektegemeenschap, de aanvaarding van hun ideologie en een radicale strijd tegen de beweging die de afvalligen hebben verlaten. Deze factoren leiden tot de ontwikkeling van een vertekend beeld en vooroordelen. Wat de afvalligen zeggen als ‘de waarheid’ over nieuwe religieuze bewegingen aannemen zou hetzelfde zijn als het morele karakter van een gescheiden persoon beoordelen op basis van de verklaringen van een boze ex-partner, of je mening over de Katholieke Kerk volledig baseren op het getuigenis van ontevreden ex-priesters.
Verklaringen van afvalligen moeten niet genegeerd worden. Om een neutraal en objectief beeld te verkrijgen, moet triangulatie worden toegepast, waarbij verklaringen van afvalligen worden vergeleken met verklaringen van leden die nog wel bij de organisatie horen, ex-leden die niet afvallig zijn geworden, wetenschappers die de relevante interne publicaties hebben bestudeerd en interviews hebben afgenomen, archiefwerk en participerende observatie. Als daadwerkelijk triangulatie wordt toegepast, krijgen de beschuldigde groepen ook de gelegenheid om de beschuldigingen van de afvalligen te onderzoeken en erop te reageren. Media die triangulatie toepassen en al deze bronnen raadplegen leveren kwaliteitsjournalistiek. Mediaberichten die alleen of bijna alleen zijn gebaseerd op verslagen van afvalligen, zijn manieren om afrekening te houden en instrumenten die leiden tot discriminatie.