Zich terugtrekken is niet hetzelfde als inactief worden. En voor kleine fouten kan iemand niet uitgesloten worden, alleen voor ernstige zonden waarover geen berouw wordt getoond.
door Massimo Introvigne
Artikel 2 van 6. Lees artikel 1.
Read the original article in English.

Er zijn twee categorieën voormalige Jehovah’s Getuigen die worden gemeden. Onder de eerste vallen degenen die zijn uitgesloten; onder de tweede degenen die zich hebben teruggetrokken van de organisatie.
Voordat het mijden wordt besproken, is het daarom van belang de uitsluitingsregeling te begrijpen. Maar eerst zullen we ingaan op degenen die zich vrijwillig terugtrekken. Tegenstanders beweren soms dat het oneerlijk is dat degenen die de Jehovah’s Getuigen slechts hebben verlaten op dezelfde manier worden behandeld als degenen die zijn uitgesloten vanwege ernstige zonden. Dit bezwaar is echter gebaseerd op een misverstand.
Er is binnen de sociologie veel geschreven over ‘niet-praktiserende’ of ‘afgedwaalde’ leden van een godsdienst. Zo zijn de meesten van degenen die rooms-katholiek gedoopt zijn inactief. Zij wonen zelden of nooit een mis of een andere ceremonie bij, en beschouwen zichzelf als ‘niet-praktiserend’. In bijna alle landen met een katholieke meerderheid zijn er volgens sociologen nu meer ‘niet-praktiserende’ of ‘afgedwaalde’ katholieken dan actieve katholieken. Alleen in Duitsland was het voor 2009 (toen de katholieke kerk haar regels veranderde) vrij gebruikelijk dat afgedwaalde katholieken zich formeel lieten uitschrijven uit de registers van hun parochie. Zij deden dit om te voorkomen dat zij de kerkbelasting moesten betalen die de Duitse staat voor de katholieke kerk int bij degenen die als katholiek geregistreerd staan.
Deze zeer bijzondere uitzondering daargelaten maakt de overgrote meerderheid van de afgedwaalde katholieken zich niet formeel los van de katholieke kerk. Slechts een kleine minderheid van de afvallige ex-katholieken wordt een luidruchtige tegenstander van hun vroegere kerk. Zij schrijven brieven met krachtige taal, verklaren publiekelijk hun afvalligheid, of maken bekend dat zij zich bij een andere godsdienst hebben aangesloten of atheïst zijn geworden. Volgens de heersende interpretatie van het katholieke canonieke recht zijn deze strijdlustige afvalligen ipso facto geëxcommuniceerd. Voor afgedwaalde katholieken geldt dat niet.
De situatie bij de Jehovah’s Getuigen is hetzelfde. Zoals bij alle grote religieuze organisaties dwaalt er elk jaar een percentage leden af, net zoals een percentage zich als nieuw lid bij de organisatie aansluit. De afgedwaalde leden zijn op verschillende manieren inactief geworden. De Getuigen zeggen over degenen die inactief zijn geworden dat ‘hun geloof is verzwakt’. Zij nemen niet meer deel aan de gemeentevergaderingen, evangeliseren niet meer, en hebben misschien zelfs geen omgang meer met medegelovigen. Deze ‘afgedwaalde’ of ‘verzwakte’ gelovigen zijn niet uitgesloten en worden niet gemeden.
Veel zeldzamer zijn de afvallige ex-leden die formeel en publiekelijk afstand hebben gedaan van hun geloof en zich schriftelijk of door hun daden van de gemeente distantiëren (bijvoorbeeld door zich formeel aan te sluiten bij een andere godsdienst of een seculiere organisatie die volgens de Jehovah’s Getuigen ‘doelstellingen [heeft die] in strijd zijn met de Bijbel’). Zij worden net zo bezien als een uitgeslotene. Zoals reeds gezegd, zijn de Jehovah’s Getuigen hierin niet uniek. Volgens de heersende interpretatie van het canonieke recht is situatie in de katholieke kerk hetzelfde.

Bijna alle religies hebben procedures voor het excommuniceren of uit de gemeente sluiten van leden die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige zonden. Dit kunnen morele dwalingen zijn, zoals overspel, aanhoudende dronkenschap of diefstal, of religieuze, zoals het ontkennen van de basisleerstellingen van het geloof. De meeste religies, waaronder de Jehovah’s Getuigen, beschermen de privacy van de uitgesloten leden en maken de redenen voor hun uitsluiting niet publiekelijk bekend. Hoewel dit prijzenswaardig is, en in sommige landen door seculiere privacywetten wordt voorgeschreven, kan een verkeerde voorstelling van zaken het gevolg zijn. Het is niet verwonderlijk dat ex-leden die zijn uitgesloten wegens immoraliteit of diefstal, niet graag ruchtbaarheid geven aan hun slippertjes en liever vertellen dat zij zijn uitgesloten vanwege onenigheid over leerstellige kwesties. Zoals vooraanstaande wetenschappers op het gebied van de Jehovah’s Getuigen, zoals George Chryssides, hebben opgemerkt is seksuele immoraliteit in werkelijkheid de meest voorkomende reden voor uitsluiting.
Voor de Jehovah’s Getuigenis is het begrip een ‘zonde waarover geen berouw is getoond’ belangrijk. In de studie-uitgave van De Wachttoren van oktober 2021 staat bijvoorbeeld: ‘Een zondaar die geen berouw heeft wordt uit de gemeente gesloten.’ Het niet hebben van berouw is een essentiële factor in het uitsluitingsproces.
Herhaaldelijk hebben uitgesloten Jehovah’s Getuigen seculiere rechtbanken gevraagd de beslissingen te herroepen van de rechterlijke comités van de organisatie. Ze hebben deze zaken steeds weer verloren, op enkele uitzonderingen na, zoals de bizarre beslissing in Noorwegen in 2021, waartegen beroep is aangetekend. Dergelijke rechtszaken zijn op zich nuttig. Ze hebben geleid tot een grondige beoordeling van het proces dat leidt tot uitsluiting door waarnemers die per definitie neutraal zijn, zoals seculiere rechters.
Rechtbanken hebben gesteld dat besluiten tot uitsluiting of verstoting door een religieuze instantie niet berechtbaar zijn, en worden beschermd door het fundamentele beginsel van godsdienstvrijheid dat religies vrij zijn om zichzelf te organiseren zonder inmenging van de staat. In 2007 merkte het Hof van Beroep van Tennessee op dat de Jehovah’s Getuigen ‘aanvoeren dat de vrijheid van religieuze instellingen om hun lidmaatschap te bepalen zo’n belangrijke, kerkelijke aangelegenheid is dat het rechtbanken niet toegestaan is te oordelen over geschillen over lidmaatschap of uitsluiting. Wij zijn het daarmee eens. Omdat religieuze instellingen vrij zijn om hun eigen richtlijnen voor lidmaatschap vast te stellen en een systeem op te zetten om geschillen over lidmaatschap op te lossen zonder inmenging van burgerlijke autoriteiten, kunnen besluiten om personen uit te sluiten van lidmaatschap niet door burgerlijke rechtbanken worden getoetst.’
In 2018 herhaalde een eensgezind Hooggerechtshof van Canada in de zaak Judicial Committee of the Highwood Congregation of Jehovah’s Witnesses and Highwood Congregation of Jehovah’s Witnesses v. Randy Wall dat ‘gerechtelijke uitspraken van seculiere rechtbanken over theologische of religieuze geschillen, of over omstreden aspecten van een religieuze leer, de rechtbank op ongerechtvaardigde wijze verbinden met zaken van religie.’ Het hof voegde daaraan toe dat ‘zelfs de procedurele regels van een bepaalde religieuze groepering verband kunnen houden met de interpretatie van een religieuze leer’, en concludeerde dat ‘ook dit soort [religieuze] procedurele regels niet berecht kunnen worden’.

Sociologen zouden daarmee instemmen, aangezien ze van Max Weber (1864–1920) geleerd hebben dat een procedure in een religieuze organisatie op zichzelf theologie is. De procedurele regels van de Jehovah’s Getuigen zijn gebaseerd op hun geloofsovertuiging en niet afgeleid van een seculiere wet. Sommige termen kunnen gerechtelijk klinken (‘uitnodiging’, ‘kans om te worden gehoord’, ‘beroep’), maar de context waarin ze worden gebruikt is zonder twijfel religieus: de bijeenkomsten van een rechterlijk comité beginnen met gebed en er wordt verwezen naar Bijbelse principes. De onvermijdelijke conclusie is dat deze regels en procedures inherent religieus zijn.
Hoewel Europese rechtbanken over het algemeen ook ten gunste van Jehovah’s Getuigen hebben geoordeeld in zaken over uitsluiting, is er een klein verschil op te merken ten opzichte van de Noord-Amerikaanse uitspraken. Italiaanse rechtbanken hebben bijvoorbeeld herhaaldelijk opgemerkt dat seculiere rechters kerkelijke rechtbanken niet kunnen dwingen de regels van nationale of Europese rechtbanken over te nemen, omdat zij zich niet mogen bemoeien met hoe religies besluiten zichzelf te organiseren, maar zij kunnen wel onderzoeken of rechterlijke comités hun eigen regels hebben gevolgd, en of de persoon die is uitgesloten op een of andere manier het recht is verleend om gehoord te worden. Dat recht van de verweerder is een elementair mensenrecht. De rechtbanken in Bari (in 2004 en 2007), in Rome (2021) en onlangs nog in Teramo hebben geconcludeerd dat de rechterlijke comités daadwerkelijk de regels hebben toegepast die de Jehovah’s Getuigen hebben vastgesteld, en dat de regels de verweerders het recht verlenen om gehoord te worden en zich te verdedigen.
De verweerders mogen daarnaast in beroep gaan tegen de beslissing om ze uit te sluiten. Zoals uitgelegd in hoofdstuk 14, alinea 26 van de interne handleiding Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen, ‘zal het lichaam van ouderlingen [in dat geval] contact opnemen met de kringopziener, die bekwame ouderlingen zal selecteren [normaal gesproken van een andere gemeente] om in een beroepscomité te dienen dat de zaak opnieuw zal beschouwen.’ Alle Jehovah’s Getuigen die ‘verkondiger’ zijn bezitten een exemplaar van dit boek. Het is ook makkelijk verkrijgbaar in zowel gedrukte als elektronische vorm.
Het is aan de andere kant een theologisch kwestie welke zonden reden zijn voor uitsluiting. Zoals het Hooggerechtshof van Engeland en Wales, Queen’s Bench Division, bevestigde op 7 juni 2019 mogen seculiere rechters zich daar niet mee bemoeien (deze beslissing is op 17 maart 2020 bevestigd door het Hof van Beroep in Londen, Queen’s Bench Division).
Het staat de Jehovah’s Getuigen vrij om te beslissen welke overtredingen zo ernstig zijn dat zij tot uitsluiting zouden moeten leiden. Het is wel belangrijk om op te merken dat, in weerwil van de anekdotes die afvallige ex-leden graag vertellen (welke altijd moeten worden gecontroleerd in plaats van direct aangenomen), iemand niet wordt uitgesloten vanwege kleine fouten, maar vanwege ernstige morele zonden waarover geen berouw wordt getoond of het openlijk ontkennen van leerstellingen die de Jehovah’s Getuigen als basisleerstellingen beschouwen. Sommige mensen in onze liberale, moderne samenlevingen mogen excommunicatie of uitsluiting over het algemeen onaanvaardbaar vinden, het komt voor in alle godsdiensten, om maar niet te spreken over politieke partijen, vakbonden en andere seculiere organisaties.
In de rechtszaken hebben rechtbanken, waaronder het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, herhaaldelijk geoordeeld dat de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid van de degenen die zijn uitgesloten niet zijn geschonden. Als zij het niet eens zijn met de morele en theologische normen van hun godsdienst, wordt hun individuele vrijheid beschermd door het feit dat niemand ze ervan weerhoudt deze godsdienst te verlaten en zich aan te sluiten bij een religieuze organisatie met geheel andere praktijken en overtuigingen of deze op te richten.

Er moet worden opgemerkt dat de Jehovah’s Getuigen geloven dat uitsluiting eerder een genezende dan straffende werking heeft, net zoals andere religies geloven die een vorm van excommunicatie of uitsluiting kennen. Het is een open uitnodiging aan de uitgesloten personen om hun gedrag aan te passen en berouw te tonen. In werkelijkheid doen velen dat. Zoals in de studie-uitgave van oktober 2021 van hun officiële tijdschrift De Wachttoren staat: ‘Is uitsluiting barmhartig? Ja, dat is het inderdaad. Als iemand correctie nodig heeft, zou het zelfs onbarmhartig, onverstandig en liefdeloos zijn hem dat niet te geven (Spr. 13:24). Uitsluiting kan iemand die geen berouw heeft helpen te veranderen. Velen hebben gemerkt dat die resolute stap van de ouderlingen juist de schok was die ze nodig hadden om tot inkeer te komen, hun gedrag te veranderen en weer thuis te komen bij Jehovah.’
Alle wetenschappers die de Jehovah’s Getuigen hebben bestudeerd, hebben leden ontmoet die uitgesloten waren en later naar hun gemeente zijn teruggekeerd. Dit toont aan dat de bewering dat uitsluiting genezend werkt niet slechts retoriek is. Jehovah’s Getuigen doen oprecht pogingen om deze lering in praktijk te brengen. Hun inspanningen zijn vaak succesvol.