Door snel ingrijpen van de rechtbank is een drastisch en onrechtvaardig besluit van de provinciegouverneur van Oslo en Viken geblokkeerd. De strijd duurt alleen voort.
door Massimo Introvigne
Read the original article in English.


Noorwegen wordt over het algemeen beschouwd als een land dat godsdienstvrijheid bevordert. Ik kan me herinneren hoe ik als vertegenwoordiger van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) voor de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en religieuze discriminatie, genoot van de steun van Noorwegen als lidstaat van de OVSE. Dat land was altijd bereid om beperkingen van de godsdienstvrijheid in andere landen te bekritiseren. Noorwegen heeft een systeem voor de registratie van religieuze gemeenschappen, dat in 2020 is aangepast. Er zijn 739 verschillende religieuze groeperingen geregistreerd. Tot december 2022 was van geen enkele groepering de registratie ingetrokken op grond van een beoordeling van haar geloofsovertuigingen en praktijken. Zelfs van de Russisch-orthodoxe Kerk staan nog steeds vijf religieuze instanties geregistreerd (en die ontvangen ook nog overheidssubsidies), ook al steunt zij openlijk de Russische invasie in Oekraïne.
Er is echter één religieuze organisatie waar sommige Noorse media en overheidsinstanties al bijna 25 jaar vijandig tegenover staan (de eerste mediacampagne begon in 1989). Het zou voor een tijdschriftartikel te ver voeren om de redenen voor deze vijandigheid onderzoeken. Een reden lijkt echter te zijn dat beschuldigingen van ‘afvallige’ ex-leden, oftewel voormalige leden die strijdlustige tegenstanders zijn geworden van de groep die zij hebben verlaten, klakkeloos voor waar worden aangenomen. Een aanzienlijke hoeveelheid internationale sociologische publicaties over afvalligen is genegeerd. In deze publicaties wordt al tientallen jaren gewaarschuwd dat ‘afvallige’ en ‘ex-lid’ geen synoniemen zijn; dat afvalligen slechts een klein percentage zijn van de ex-leden van een bepaalde religie; en dat er voor hun verhalen weliswaar veel interesse is, maar dat ze eerder een uiting zijn van persoonlijk ongenoegen en woede dan een objectieve beschrijving van de religieuze organisatie die zij hebben verlaten.
Deze vijandigheid heeft ertoe geleid dat bestuurlijke autoriteiten en rechtbanken in de jaren 1990 in voogdijzaken besloten dat ouders die Jehovah’s Getuigen zijn niet in staat zijn om hun kinderen op te voeden, totdat het Noorse Hooggerechtshof in 1994 en 1996 tot twee keer toe oordeelde dat deze beslissingen gebaseerd waren op religieuze vooroordelen.


De laatste tijd richten de aanvallen zich op het zogenoemde ‘mijden’. Dit is een lering en gebruik van Jehovah’s Getuigen, dat volgens hen is gebaseerd op duidelijke Bijbelse voorbeelden. Het houdt in dat leden met een goede reputatie niet omgaan met ex-leden die uitgesloten zijn voor ernstige zonden waarover zij geen berouw hebben getoond, of die formeel de organisatie hebben verlaten (in tegenstelling tot degenen die alleen inactief zijn geworden), behalve als die ex-leden familieleden zijn met wie ze in hetzelfde huis wonen.
Het hof van beroep van Borgarting heeft op 9 juli 2021 een van de bizarste uitspraken gedaan die er volgens mij zijn gedaan in de lange juridische geschiedenis van Jehovah’s Getuigen. Het oordeelde dat een vrouw die was uitgesloten door Jehovah’s Getuigen weer in de gemeenschap moest worden opgenomen, omdat zij het risico liep gemeden te worden. Ongeacht wat de redenen voor haar uitsluiting waren – deze heb ik besproken in een ander Bitter Winterartikel, het was een juridische wanvertoning dat een seculiere rechtbank een religieuze organisatie kon dwingen om een uitgesloten lid weer op te nemen. Gelukkig heeft het Hooggerechtshof op 3 mei 2022 met een unanieme (5-0) beslissing een eind gemaakt aan deze juridische wanvertoning. Het bevestigde dat seculiere rechtbanken niet mogen oordelen over de beslissing van een religieuze organisatie om iemand uit te sluiten op basis van haar interpretatie van theologische principes, ongeacht wat de consequenties van de uitsluiting zijn, zoals dat iemand gemeden wordt.
De vrouw blijkt te zijn bijgestaan door Rolf Furuli, een emeritus hoogleraar Semitische talen aan de Universiteit van Oslo en een uitgesloten Getuige, die ik ken en met wie ik een respectvolle dialoog onderhoud, ook al zijn we het over bijna alles niet eens.


Jehovah’s Getuigen in Noorwegen ontvangen al dertig jaar subsidies van de overheid. Dit zijn geen ‘giften’ maar financiële middelen waarin wordt voorzien door de Noorse grondwet en wetgeving uit respect voor het beginsel van gelijkheid, omdat de Kerk van Noorwegen (luthers) ondersteund wordt met belastinggeld. In een bestuurlijk besluit van 27 januari 2022 legde de provinciegouverneur (Statsforvalteren) van Oslo en Viken uit dat zij ‘een brief had ontvangen van Rolf Furuli over het uitsluiten en verstoten van leden. Het ministerie van Kinder- en Familiezaken heeft de provinciegouverneur gevraagd te beoordelen of uit het onderzoek van Furuli informatie naar voren is gekomen die van belang is voor de registratie van en overheidssubsidies aan Jehovah’s Getuigen.’
In het besluit ontzei de provinciegouverneur de Jehovah’s Getuigen de overheidssubsidie voor 2021 om twee redenen. De eerste was dat leden die de organisatie willen verlaten, volgens haar, onder druk worden gezet door het beleid om te mijden en dat hun daardoor hun godsdienstvrijheid wordt ontnomen. De tweede reden was dat het beleid om te mijden leidt tot een ‘negatieve sociale controle’ op minderjarigen, omdat het ook geldt voor gedoopte minderjarigen die ernstige zonden begaan en geen berouw hebben (alhoewel hun ouders en voogden als die Jehovah’s Getuigen zijn nog steeds voor hen moeten zorgen). De provinciegouverneur voegde daaraan toe dat het beleid, tot op zekere hoogte, ook geldt voor ongedoopte minderjarigen die mogen meedoen aan de prediking voordat ze gedoopt zijn en later niet meer omdat ze geen berouw hebben van ernstige zonden. Deze ongedoopte minderjarigen worden niet gemeden, maar Jehovah’s Getuigen met een goede reputatie wordt aangeraden ‘voorzichtig’ te zijn als ze met hen omgaan.
Het besluit van de provinciegouverneur werd op 30 september 2022 bekrachtigd door het ministerie van Kinder- en Familiezaken. Dit zijn bestuurlijke besluiten, die Jehovah’s Getuigen op 21 december 2022 aanvochten door middel van een vernietigingsprocedure bij de rechtbank van Oslo. Op 22 december 2022 nam de provinciegouverneur een tweede bestuurlijk besluit. Ze trok de registratie in die Jehovah’s Getuigen sinds 1985 als religieuze gemeenschap hadden. Daarnaast verklaarde zij dat een verzoek om opnieuw geregistreerd te worden op basis van de nieuwe wetgeving afgewezen was. De redenen die hiervoor werden aangehaald waren dezelfde als de redenen die ertoe hadden geleid dat de provinciegouverneur de overheidssubsidie voor 2021 had geweigerd te verstrekken, nadat Jehovah’s Getuigen schriftelijk tegenover haar hadden bevestigd dat zij niet van plan waren hun religieuze praktijken te veranderen om de seculiere autoriteiten in Noorwegen een plezier te doen.


De provinciegouverneur merkte op dat Jehovah’s Getuigen nog steeds godsdienstvrijheid genieten. Ze kunnen nog steeds hun geloof uitoefenen en prediken in Noorwegen. Vanaf 1 januari 2023 verliezen zij alleen het recht om rechtsgeldige huwelijken te voltrekken en overheidssubsidies aan te vragen.
Op 28 december 2022 vroegen Jehovah’s Getuigen de rechtbank in Oslo de intrekking van de registratie tijdelijk op te schorten, totdat een rechtbank inhoudelijk naar de zaak gekeken heeft. Zij wezen erop dat de huwelijkskwestie niet een onbelangrijke kwestie is, mede omdat verschillende stellen al een religieus huwelijk bij Jehovah’s Getuigen gepland hadden. Zij redeneerden ook dat het besluit van de provinciegouverneur de publieke vijandigheid tegenover Jehovah’s Getuigen zeker zou aanwakkeren. Dit bleek al na het eerste besluit in januari 2022, niet alleen uit de laster in de media maar ook uit de vernieling van tenminste één Koninkrijkszaal.
Zij halen ook een hoofdartikel aan van Vebjørn Selbekk, hoofdredacteur van de gerespecteerde Noorse christelijke krant Dagen, de oudste protestantse krant van het land. Hij is niet een van Jehovah’s Getuigen en kritisch over hun leerstellingen. Selbekk sprak de angst uit dat de provinciegouverneur door zal gaan en andere religieuze groeperingen zal straffen die leringen en praktijken hebben waar zij het toevallig niet eens is. Hij vond het besluit antidemocratisch en uitte de hoop dat de Jehovah’s Getuigen ‘zegenvieren in de komende rechtszaak’.
Het is interessant dat monseigneur Torbjørn Olsen, de secretaris van de katholieke Noorse bisschoppenconferentie, op 27 december een brief schreef aan Vårt Land, waarin hij Selbekks standpunt onderschreef. Olsen schreef: ‘Als de registratie ingetrokken blijft, is het slechts een kwestie van tijd voordat de registratie van een aantal andere gemeenschappen met “incorrecte” standpunten ingetrokken wordt.’ Hij merkte ook op dat het mijden niet alleen voorkomt onder Jehovah’s Getuigen, en dat in het canonieke recht van de katholieke kerk tot 1983 de bepaling stond dat katholieken niet om mochten gaan met degenen die door de kerk waren geëxcommuniceerd.


Dit argument stond ook in het verzoek om een voorlopige voorziening van Jehovah’s Getuigen. Zij merkten op dat veel van de 739 religieuze gemeenschappen die in Noorwegen geregistreerd zijn bepalingen hebben die vergelijkbaar zijn met het mijden. Er zijn bijvoorbeeld veel moslimgroeperingen die de sharia bepleiten. Daarbinnen is de behandeling van afvalligen zeker strenger dan het mijden. Toch is er alleen actie ondernomen tegen Jehovah’s Getuigen. Zij merkten ook op dat het Europees Hof van de Rechten van de Mens in tientallen zaken heeft geoordeeld dat de praktijken van Jehovah’s Getuigen niet bezwaarlijk zijn en bescherming genieten van de internationale beginselen inzake godsdienstvrijheid.
Op 30 december 2022 gaf de rechtbank van Oslo aan: ‘De overwegingen en belangen die Jehovah’s Getuigen in deze zaak naar voren hebben gebracht lijken relatief zwaar te wegen. De overwegingen die een tijdelijk gebruik van de uitzonderingsregel noodzakelijk maken, hebben duidelijk overwicht en de rechtbank bepaalt dat het besluit van 22 december 2022 tot nader order niet in werking zal treden.’
Jehovah’s Getuigen hebben een punt gescoord, maar de strijd duurt voort. Het is duidelijk dat er in Noorwegen personen met autoriteit zijn die niet accepteren dat mijden een religieuze keuze is en dat het mijden en het onderwijzen ervan beschermd worden door de godsdienstvrijheid. Tot deze conclusie zijn rechtbanken in de Verenigde Staten, Canada, Duitsland, Italië en andere landen gekomen. Ik sluit mij aan bij de redacteur van de oudste protestante krant in Noorwegen en van de Secretaris-Generaal van de Noorse katholieke bisschoppenconferentie. Ik hoop ook dat rechtbanken een eind zullen maken aan deze duidelijke vorm van bestuurlijk misbruik.