In zowel officiële rapporten als in de media wordt ‘institutioneel misbruik’ in een religieuze setting vaak verward met misbruik in gezinnen die toevallig religieus zijn.
door Holly Folk
Derde artikel uit een serie van vier artikelen. Lees artikel 1 en artikel 2.
Read the original article in English.


In de vorige twee artikelen richtte ik mij op onderzoeksrapporten over hoe de Jehovah’s Getuigen omgaan met gevallen van seksueel misbruik, die gepubliceerd zijn in Australië, Nederland en België. Ik heb vastgesteld dat het belangrijkste probleem in deze rapporten het verwarren van institutioneel misbruik en misbruik in het gezin is. Institutioneel misbruik komt voor bij activiteiten als samenkomsten van jeugdgroepen, zondagsscholen en zomerkampen – al deze activiteiten organiseren Jehovah’s Getuigen niet. Misbruik in het gezin is de vorm van seksueel kindermisbruik die het meest voorkomt in onze samenleving en thuis plaatsvindt.
In dit derde artikel van mijn serie artikelen ga ik dieper in op de kwestie misbruik in het gezin versus institutioneel misbruik. Deze kwestie verdient meer aandacht, omdat in al deze onderzoeken de cijfers zo zijn opgebouwd dat het lijkt alsof Jehovah’s Getuigen lopende zaken over institutioneel misbruik verborgen houden. Dat is simpelweg niet waar. In al deze rapporten is in de meerderheid van de gerapporteerde gevallen sprake van misbruik in het gezin. Toch wordt dit afgezwakt en in de media wordt dit soms bijna helemaal stilgehouden.
Het is belangrijk om realistisch te zijn over welke krachten in ons sociale systeem verantwoordelijk zijn voor seksueel misbruik. Dit is waar de zaken een stuk onduidelijker worden. Er moet rekening worden gehouden met het jaar waarin misbruik plaatsvond, de leeftijd van het slachtoffer op het moment dat er melding van misbruik werd gemaakt en een scala aan andere factoren. Daarnaast is het van belang voor ogen te houden dat incest de overheersende vorm van misbruik is in alle drie de rapporten.
Iets wat volledig over het hoofd is gezien is de rol die gezinnen speelden in het geheimhouden van informatie. Ik heb de interne disciplinaire kwesties van de Jehovah’s Getuigen niet bekeken, omdat ze vertrouwelijk worden gehouden om voor de hand liggende redenen. Wel heb ik alle drie de studies gelezen alsook een verscheidenheid aan mediaberichten waarin de klachten van slachtoffers worden vermeld. Wat duidelijk wordt, is dat een aantal van deze jonge mensen er met hun ouders over heeft gesproken en dat hun ouders degenen waren die ervoor kozen het stil te houden. Daarover mogen deze slachtoffers terecht boos zijn.
Om correct te kunnen beoordelen of een religie in verband kan worden gebracht met seksueel misbruik, is het belangrijk om het voorkomen van misbruik in het gezin in alle groepen in de samenleving in aanmerking te nemen en niet in één religieuze organisatie in het bijzonder. Het is verkeerd om te veronderstellen dat dit een op zichzelf staand verschijnsel is binnen een beperkt aantal specifieke religieuze groeperingen, en dat dit niet gebeurt in andere religies of in andere delen van de maatschappij.
Uit geen enkel onderzoek is naar voren gekomen dat Jehovah’s Getuigen de gewoonte hebben misbruik door geestelijken te verbergen. Dit staat in contrast met de andere religies waarbij misbruik aan het licht kwam. Het is waar dat de rapporten veel klachten over de onderzoeksprocedure naar voor brachten. Maar het is ook belangrijk te beseffen dat de Jehovah’s Getuigen een aantal verslagen kunnen overleggen, waarin mensen hun waardering uiten voor de steun die ze ontvingen, toen ze met misbruik in het gezin te maken hadden.
Dit zijn heel lastige kwesties voor degenen die pastorale zorg verlenen. Het zou ongetwijfeld goed zijn als het mensen die over de gehele linie – in religieuze groepen én de samenleving in het algemeen – betrokken zijn bij de begeleiding van dit soort processen, lukt verbeteringen aan te brengen. Maar ik meen ook dat we niet met terugwerkende kracht de huidige maatstaven kunnen toepassen op gebeurtenissen die plaatsvonden toen deze nog niet bestonden, dertig of veertig jaar geleden.
In de drie rapporten worden aanbevelingen gedaan die opmerkelijk veel overeenstemmen. Ze roepen op de tweegetuigenregel die Jehovah’s Getuigen gebruiken om hun leden te corrigeren, niet te hanteren als er mogelijk sprake is van seksueel misbruik. Ze roepen op vrouwen te betrekken bij het onderzoeken en beoordelen van gevallen van seksueel misbruik. En ze roepen op het beleid aan te passen om degenen te mijden die ervoor hebben gekozen de Jehovah’s Getuigen te verlaten of die uitgesloten zijn, als ze het slachtoffer van seksueel misbruik zijn; zelfs als ze om een andere reden de organisatie hebben verlaten of zijn uitgesloten dan vanwege het zijn van een misbruikslachtoffer.
Mensen die ooit hun geloof hebben verlaten, begrijpen waarom ze deze veranderingen willen doorvoeren. Maar uiteindelijk doen overheden met deze aanbevelingen inbreuk op de vrijheid van godsdienst. Het is niet eerlijk om het alleen te hebben over de Jehovah’s Getuigen, terwijl andere religies met soortgelijke overtuigingen en gebruiken worden genegeerd.
Jehovah’s Getuigen houden zich aan de meldingsplicht, waar dit ook maar van kracht is. Zij staan overal achter de regeling van de meldplicht. Gelukkig is de manier hoe seksueel misbruik wordt aangepakt verbeterd, maar bij de Jehovah’s Getuigen wordt deze verbeterde aanpak selectief en met terugwerkende kracht toegepast. Dat is heel oneerlijk.
Ik wil dit artikel graag besluiten met de vraag wie er nu baat heeft bij deze internationale mediacampagne. Het eerste en meest voor de hand liggende antwoord is: antisektarische activisten. Het is waar dat gespecialiseerde anti-Jehovah’s- Getuigenactivisten en antisektarische activisten in het algemeen bij deze campagne een grote rol spelen. Maar wie profiteert hier nu werkelijk van?
Ik zou zeggen dat er een groot financieel belang komt kijken bij het zwart maken van de organisatie van de Jehovah’s Getuigen. Overal in de Verenigde Staten, en ook steeds meer in de rest van de wereld, verschijnen er letselschadeadvocaten. Er zijn diverse rechtszaken gestart door advocatenkantoren die schikkingen hebben getroffen met de katholieke kerk. Het lijkt erop dat sommige kantoren zich gespecialiseerd hebben in rechtszaken tegen religieuze organisaties, en op dit moment de Jehovah’s Getuigen als belangrijkste doelwit hebben.
Er zijn openbare oproepen: ‘Neem contact op met ons advocatenkantoor, als u denkt dat u door de Jehovah’s Getuigen misbruikt bent.’ Het zal niemand verbazen dat dit een zeer lucratieve business is geworden. Iedereen zou zich er bewust van moeten zijn dat geld de reden is waarom de kwestie misbruik nu naar voren wordt gebracht.
Ik wil tot slot aanhalen dat de Jehovah’s Getuigen een openbare verklaring hebben, waarin staat dat de ‘Jehovah’s Getuigen verafschuwen kindermisbruik en bezien het als een zonde en misdrijf. Ons beleid over de bescherming van kinderen is in overeenstemming met de wet, inclusief de vereisten voor ouderlingen om beschuldigingen van kindermisbruik aan de autoriteiten te melden. De organisatie zal door blijven gaan om de bescherming van kinderen onder de aandacht van ouders te brengen.’ Geen enkele organisatie bestaat uit alleen volmaakte mensen. Maar ik geloof wel dat de Jehovah’s Getuigen er over het algemeen desalniettemin, en misschien wel meer dan andere religieuze en seculiere groeperingen, naar gestreefd hebben deze belofte na te komen; en ze zijn daar redelijk succesvol in geweest.