Antisekte-activisten beweren dat het aantal gevallen van seksueel kindermisbruik onder Jehovah’s Getuigen hoger is dan onder katholieke priesters. Deze bewering is onjuist.
door Massimo Introvigne
Read the original article in English.


Op 24 juli houdt een organisatie dat gekant is tegen Jehovah’s Getuigen, genaamd “JZ Help” een online persconferentie met het thema: Jehovah’s Getuigen: Is het kindermisbruik er erger dan in de Katholieke Kerk? Uit de aankondiging van de persconferentie blijkt dat ‘de Australische activist Lara Kaput en activist Steven Unthank van saysorry.org’, na hun ontmoeting met de Duitse commissie die onderzoek doet naar seksueel kindermisbruik op 20 juni in Berlijn, ‘hun ervaringen’ met de Australische Koninklijke onderzoekscommissie ‘zullen delen’. ‘Op de persconferentie’, zo lezen we, ‘zullen zij [de anti-Jehovah’s-Getuigenactivisten] gegevens presenteren uit het onderzoek van de onderzoekscommissie, waaruit blijkt dat het aantal slachtoffers onder Jehovah’s Getuigen vele malen hoger is dan in de onderzochte katholieke instellingen. Op basis van het aantal slachtoffers in Australië zal een schatting worden gegeven van het mogelijke aantal slachtoffers onder Jehovah’s Getuigen in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland.’
Dit is om twee redenen problematisch. Ten eerste is het extrapoleren van gegevens van één land om zo schattingen te maken voor een ander land een beruchte denkfout, waar bachelorstudenten sociologie door hun docenten voor gewaarschuwd worden. Een theoretisch voorbeeld: Er zijn 500 Pakistanen in Florence zijn en 50 van hen eten op een bepaalde dag kip. Op grond daarvan kunnen we niet concluderen dat de volgende dag 5.000 Pakistanen kip eten in Parijs, als daar 50.000 Pakistanen zijn. Dit is gewoon een non sequitur. Het aantal – daadwerkelijke of beweerde – gevallen van kindermisbruik onder Jehovah’s Getuigen in Australië kan niet worden gebruikt om het aantal gevallen in Duitsland of waar dan ook te schatten. Wetten, de situatie van gezinnen, de werkwijze van de lokale politie en enkele andere relevante factoren verschillen.
De tweede reden is nog ernstiger: op de persconferentie zullen aantoonbaar onjuiste cijfers worden gepresenteerd. Er zal worden beweerd dat uit het onderzoek van de Australische Koninklijke onderzoekscommissie naar institutionele reacties op seksueel kindermisbruik is gebleken dat ‘het aantal slachtoffers onder Jehovah’s Getuigen vele malen hoger is dan in de onderzochte katholieke instellingen’. Dit is niet waar.
Vermoedelijk zullen de activisten uitgaan van een bewering die vaak wordt herhaald in publicaties die gericht zijn tegen Jehovah’s Getuigen, namelijk dat de Koninklijke onderzoekscommissie dossiers heeft ‘ontdekt’ van ‘1800 gevallen van seksueel misbruik’ onder Jehovah’s Getuigen in Australië (met 1006 daders). Zoals de Amerikaanse wetenschapper Holly Folk uitlegde, staat het cijfer van de Koninklijke onderzoekscommissie voor ‘het totale aantal disciplinaire kwesties en verwijzingszaken, bewezen en onbewezen, die bij de organisatie van Jehovah’s Getuigen in Australië over een periode van 65 jaar bekend zijn geworden’. De Jehovah’s Getuigen gaven deze gegevens zelf aan de onderzoekscommissie. Die ‘ontdekte’ niets zelf.


Het heeft weinig zin om de gegevens te vergelijken die Jehovah’s Getuigen en de Rooms-Katholieke Kerk aan de onderzoekscommissie hebben gegeven. Jehovah’s Getuigen hebben al hun interne rapporten over bewezen, niet-bewezen en zelfs onwaarschijnlijke beschuldigingen van seksueel misbruik aan de onderzoekscommissie gegeven. De Rooms-Katholieke Kerk, daarentegen, heeft de onderzoekscommissie geïnformeerd over het aantal claims dat tegen haar was ingediend door katholieken die beweerden misbruikt te zijn. Daarnaast hadden de gegevens van de Katholieke Kerk betrekking op een periode van 35 jaar, van 1980 tot 2015, terwijl de Jehovah’s Getuigen beschuldigingen meldden die gedaan waren in een periode van 65 jaar. Dus zelfs als wordt aangenomen dat alle beschuldigingen van seksueel misbruik door Jehovah’s Getuigen ‘gevallen van seksueel misbruik’ waren (wat niet juist is, zoals eerder uitgelegd), dan nog zou de bewering dat ‘het aantal slachtoffers onder Jehovah’s Getuigen vele malen hoger is dan in de katholieke instellingen’ in Australië onjuist zijn.
Merk op dat de organisatoren van de persconferentie ‘het aantal slachtoffers’ noemen, niet het percentage slachtoffers in vergelijking tot het aantal actieve leden van respectievelijk de Jehovah’s Getuigen en de Rooms-Katholieke Kerk. Het zou onmogelijk zijn om percentages te vergelijken, omdat er verschillende incidenten werden gerapporteerd en omdat die betrekking hadden op verschillende tijdsperioden. Wat het absolute ‘aantal slachtoffers’ betreft, de onderzoekscommissie vermeldde 4444 claims die gedaan waren tegen de Rooms-Katholieke Kerk in een periode van 35 jaar en 1800 beschuldigingen die gerapporteerd waren door de Jehovah’s Getuigen in 65 jaar.
Het moet benadrukt worden dat het hier ging om ‘beschuldigingen’ van misbruik, waarvan sommige niet eens betrekking hadden op leden van de organisatie van Jehovah’s Getuigen. De overgrote meerderheid van deze beschuldigingen had betrekking op incest en andere gevallen van misbruik binnen de familie en niet op gevallen van misbruik in een religieuze, institutionele setting. Sommige van deze beschuldigingen waren hoogstwaarschijnlijk valse beschuldigingen die gedaan waren in geschillen over voogdij. ‘De beschuldiging dat er sprake was van een doofpot, is ook niet waar.’, schreef Folk, ‘Van de 1006 dossiers die Jehovah’s Getuigen aan de onderzoekscommissie hebben gegeven, zijn er 383 aan de politie gerapporteerd op het moment dat ze zich voordeden en hebben 161 tot veroordelingen geleid. Het is gewoon niet waar dat Jehovah’s Getuigen informatie hebben verborgen, niet hebben meegewerkt met de politie, of geloofwaardige zaken niet voor de rechter hebben gebracht.’
Er is breder kritiek geuit op het Australische rapport en de manier waarop er met de Jehovah’s Getuigen is omgegaan. Ondergetekende nam deel aan een paneldiscussie, die op 13 april 2023 werd gehouden tijdens de jaarlijkse conferentie over religie van de Australian National Universityin Canberra. Tijdens die discussie verklaarde professor Keith Thompson, een van de belangrijkste autoriteiten in Australië op het gebied van de verhouding tussen recht en religie, dat de onderzoekscommissie haar mandaat had overschreden in haar onderzoek naar de Jehovah’s Getuigen. Dat mandaat had betrekking op misbruik binnen institutionele settingen, waaronder kerkelijke activiteiten voor kinderen, zondagsscholen, jeugdkampen en andere vergelijkbare activiteiten vallen. Deze activiteiten komen niet voor onder Jehovah’s Getuigen. De onderzoekscommissie is toen onderzoek gaan doen naar en statistieken gaan opstellen over gevallen van seksueel misbruik die plaats hadden gevonden (of mogelijk plaats hadden gevonden) bij Jehovah’s Getuigen thuis: maar dit waren geen gevallen van ‘institutioneel’ misbruik en vielen buiten het mandaat van de commissie.
In zijn inleidende toespraak voor het panel in Canberra merkte professor Thompson trouwens op: ‘Tijdens mijn onderzoek van de gegevens van de Koninklijke onderzoekscommissie heb ik geen enkel geval kunnen vinden van institutioneel kindermisbruik dat in Australië heeft plaatsgevonden na het jaar 2000. Alle gevallen die de onderzoekscommissie onderzocht heeft waren gevallen die eerder hadden plaatsgevonden en veel van die gevallen zijn door de instellingen zelf aan het licht hebben gebracht.’ Hij merkte op dat institutioneel misbruik een zeldzaam fenomeen is geworden in de 21e eeuw, zowel doordat er in de Australische samenleving (en wetgeving) een breder bewustzijn is van het tragische fenomeen van kindermisbruik als door de maatregelen die de religieuze organisaties zelf hebben genomen.


In hun omgang met de bevindingen van de Australische onderzoekscommissie maken anti-Jehovah’s-Getuigenactivisten vaak een denkfout die veel voorkomt in de internationale antisekteretoriek. Zij negeren het diachronisch perspectief dat van essentieel belang is in kwantitatief onderzoek. Er wordt ons verteld dat er onder de Australische Jehovah’s Getuigen een aantal gevallen van (niet-institutioneel) seksueel misbruik van minderjarigen zijn geweest die niet gerapporteerd zijn, en krijgen ogenschijnlijk indrukwekkende cijfers voorgeschoteld. Maar het maakt uit of deze gevallen, of de meerderheid van deze gevallen, in de afgelopen paar jaar hebben plaatsgevonden of dertig of vijftig jaar geleden, toen het algemene bewustzijn van seksueel misbruik van minderjarigen anders was – niet alleen onder de Jehovah’s Getuigen, maar in de Australische samenleving in het algemeen.
Daarnaast doet het ertoe wat er na de publicatie van het rapport van de Koninklijke onderzoekscommissie is gebeurd. In een deskundigenrapport van februari 2021 concludeerde professor Patrick Parkinson, een autoriteit op het gebied van seksueel kindermisbruik, dat de maatregelen die de Jehovah’s Getuigen in 2017 hebben genomen om kinderen te beschermen (die overigens veelbetekenende precedenten hadden) adequaat zijn en gunstig afsteken bij die van andere religies. Australische instellingen hebben de juistheid van het rapport van Parkinson erkend. De Australian Charities and Not-for-Profits Commission (ACNC) heeft bevestigd dat het kinderbeschermingsbeleid van de Jehovah’s Getuigen voldoet aan de normen van de Australische wetgeving.
Sommigen hadden gesuggereerd dat de ACNC de registratie van het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap van Australië als liefdadigheidsinstelling zou moeten intrekken vanwege de beschuldiging dat kinderen niet voldoende worden beschermd. Op 14 april 2021 informeerde de ACNC het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap van Australië echter dat haar registratie niet zou worden ingetrokken. Hierbij verwees ze naar het rapport van Parkinson. Op 6 mei 2021 verleende de ACNC een nieuwe gemeente van Jehovah’s Getuigen de status van liefdadigheidsinstelling. Ze merkte op dat ‘deze registratie is afgerond na zorgvuldige overweging van openbaar beschikbare richtlijnen waarin de manier waarop Jehovah’s Getuigen kinderen beschermen wordt uiteengezet’.
In de aankondiging van de persconferentie wordt ook beweerd dat het ‘te maken heeft met (…) de tweegetuigenregel’ dat seksueel misbruik onder Jehovah’s Getuigen zogenaamd veel voorkomt. Dit is een andere veelvoorkomende misvatting onder antisekte-activisten. Daarbij worden de twee verschillende gebieden van kerkelijke en wereldlijke rechtspraak door elkaar gehaald. Laten we aannemen dat een van Jehovah’s Getuigen verdacht wordt van seksueel misbruik. Om de hierboven genoemde redenen zou het uitzonderlijk zijn als het een geval van ‘institutioneel misbruik’ is. In de meeste gevallen vindt het misbruik binnen de familie plaats. Als de ouderlingen van de gemeente op de hoogte worden gebracht van het misbruik of er geruchten over horen, worden twee verschillende processen in gang gezet. De eerste betreft het informeren van de wereldlijke autoriteiten. Tot op zekere hoogte wordt dit door nationale wetten geregeld. Die waren tientallen jaren geleden wat onderontwikkeld, maar worden steeds strikter en preciezer omdat de maatschappelijke bezorgdheid over misbruik toeneemt. Het tweede proces zal leiden tot de beoordeling of en hoe de vermeende dader door de interne kerkelijke rechtspraak van de Jehovah’s Getuigen moet worden berecht, en uiteindelijk tot uitsluiting, als de dader schuldig wordt bevonden. Het is van cruciaal belang dat deze twee gebieden zorgvuldig van elkaar worden onderscheiden.
Het is feitelijk onjuist dat Jehovah’s Getuigen wereldlijke autoriteiten niet op de hoogte stellen van geloofwaardige meldingen van seksueel misbruik die hun ouderlingen ontvangen, of erger nog, dat ze slachtoffers van seksueel misbruik of degenen die gevallen van seksueel misbruik aan de wereldlijke autoriteiten melden, wraakzuchtig uitsluiten. Alle handleidingen met instructies voor ouderlingen van Jehovah’s Getuigen schrijven duidelijk voor dat de wetten van het land moeten worden nageleefd, als die vereisen dat gevallen van seksueel misbruik aan de wereldlijke autoriteiten worden gemeld. Zelfs als er geen wettelijke meldplicht is, worden gemeenteouderlingen geïnstrueerd om het te melden als een minderjarige nog steeds het gevaar loopt te worden misbruikt.


De Bijbelse ‘tweegetuigenregel’, die verklaringen van twee getuigen vereist voordat een lid kan worden bestraft door een religieus rechterlijk comité, heeft niet betrekking op houding van de Jehovah’s Getuigen tot wereldlijke rechtspraak, maar op hoe hun interne kerkelijke rechtspraak functioneert. In een artikel dat in 2019 werd gepubliceerd in ‘De Wachttoren’ werd dit duidelijk gemaakt: ‘Betekent dit [de tweegetuigenregel] dat er twee getuigen vereist zijn om bij de autoriteiten aangifte te doen van misbruik? Nee. Dit is geen vereiste voor wanneer ouderlingen of anderen aangifte doen van een strafbaar feit.’
De tweegetuigenregel (die natuurlijk niet betekent dat twee personen ‘getuige’ moeten zijn geweest van het misbruik, maar alleen dat er twee moeten kunnen getuigen over de algemene omstandigheden van het geval en de persoonlijkheid van de beschuldigers en de beschuldigde) heeft niets te maken met de beslissing of een misdrijf gemeld moet worden bij de wereldlijke autoriteiten. Het is een procedureregel van de interne kerkelijke rechtspraak van de Jehovah’s Getuigen, een rechtspraak waar wereldlijke autoriteiten zich niet mee kunnen bemoeien zonder de meest fundamentele principes van godsdienstvrijheid te schenden.
Het schenden van de religieuze vrijheid van Jehovah’s Getuigen lijkt voornamelijk het doel van de persconferentie te zijn. Valse beschuldigingen en laster vallen onder haatzaaien. In Duitsland zouden de media meer dan in welk ander land dan ook moeten weten dat haatzaaien vroeg of laat leidt tot haatmisdrijven, geweld en dood. Op 9 maart van dit jaar ging een man een Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen in Hamburg binnen en opende het vuur met een semiautomatisch pistool. Daarbij kwamen zes Jehovah’s Getuigen en een ongeboren kind om het leven en raakten acht andere gewond raakten.
[De conferentie vond plaats zoals gepland, maar werd slecht bezocht, met slechts ongeveer 15 deelnemers, inclusief de organisatoren.]