De rechter verklaarde dat het gepubliceerde verslag van de ‘sekte-waakhond’ van de overheid, methodologisch onjuist was en valse verklaringen bevat.
Door Massimo Introvigne
Read the original article in English.
Op 16 juni 2022 hebben de Jehovah’s Getuigen in België opnieuw een juridische overwinning behaald. Dit keer op de ‘sekte-waakhond’ van de overheid, IACSSO (Informatie- en Adviescentrum inzake schadelijke sektarische organisaties), een onafhankelijk centrum van het Belgische Ministerie van Justitie, dat op 2 juni 1998 bij wet is opgericht en op 12 april 2004 bij wet is geamendeerd.
Op 30 november 2018 heeft het IACSSO haar rapport ‘Signalement sur le traitement des abus sexuels sur mineurs au sein de l’organisation des témoins de Jéhovah’ (Rapport over de behandeling van seksueel misbruik van minderjarigen binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen) gedeeld met de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Minister van Justitie. In de daaropvolgende maanden werd er in de Belgische media gepubliceerd over het rapport. Er werd beweerd dat uit een officieel IACSSO-document bleek dat de Jehovah’s Getuigen gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen binnen hun gemeenten verborgen hielden en dat een openbaar onderzoek noodzakelijk was. In februari 2019 werd zelfs een parlementaire werkgroep opgericht die de kwestie moest onderzoeken. Op 5 april 2019 bracht deze werkgroep een tussentijds rapport uit, waarin werd aanbevolen dat het ‘onderzoek van het IACSSO-rapport’ door het parlement moet worden voortgezet.
Tegelijkertijd werd er, mede op basis van het IACSSO-rapport, een strafzaak begonnen. Zoals vorig jaar al te lezen was op Bitter Winter, verwierp de Brusselse rechtbank van eerste aanleg de beschuldigingen tegen de Belgische organisatie van Jehovah’s Getuigen en individuele Getuigen op 5 oktober 2021, na onderzoek en een huiszoeking op het Belgische bijkantoor. Zij werden ervan beschuldigd dat zij, wanneer zij op de hoogte waren van kindermisbruik in hun gemeente, geen melding bij de politie deden en daarmee in strijd met artikel 422 bis en 442 quater van het Belgische Strafwetboek handelen, waarin staat dat aangifte doen verplicht is.
In 2019 hebben de Jehovah’s Getuigen de auteur van een bijzonder hatelijk artikel in de Belgische krant Le Soir en de uitgever van de krant aangeklaagd. De Rechtbank van Brussel heeft op 16 november 2020 in het nadeel van Jehovah’s Getuigen geoordeeld. Hierbij werd beargumenteerd dat het artikel was gebaseerd op een rapport van het IACSSO, een betrouwbare overheidsinstantie. Hierop klaagden de Getuigen op 17 juni 2021 de Belgische staat aan, die verantwoordelijk is voor de activiteiten van IACSSO.
De Jehovah’s Getuigen merkten op dat het IACSSO-rapport gebaseerd was op een foutieve methodologie. Dit leidde tot niet onderbouwde conclusies en tot onjuiste en lasterlijke informatie die met de media werd gedeeld.
IACSSO verklaarde in het document dat ‘IACSSO in juni 2018 een melding had ontvangen dat drie van de 286 getuigenissen die de Stichting Reclaimed Voices in Nederland heeft ontvangen, naar verluidt feiten betreffen die in België hebben plaatsgevonden.’ Het lijkt erop dat dit een van de elementen was voor het opstellen van het IACSSO-rapport.
Op 9 maart 2021 heeft de in Brussel gevestigde NGO Human Rights Without Frontiers echter gerapporteerd dat: ‘Een Nederlandssprekend lid van de raad van bestuur van Human Rights Without Frontiers (HRWF) heeft contact opgenomen met Reclaimed Voices in Nederland om de geloofwaardigheid van deze informatie te controleren en meer details te krijgen over de drie vermeende gevallen van seksueel misbruik in België. In zijn antwoord ontkende de voorzitter van Reclaimed Voices dat dit in België is geopenbaard. In privécorrespondentie van 10 februari 2021 schrijft hij: ‘De informatie in het rapport van het IACSSO is incorrect. Wij hebben op 29 maart 2019 IACSSO over deze onjuistheid gemaild. Het viel ons destijds op dat Koen Geerts, minister van Justitie (CD&V) daags ervoor in België bij radio 1 het volgende meldde: “Het is het IACSSO zelf die in Nederland informatie is gaan halen en heeft vastgesteld dat van die 286 Nederlandse klachten er drie Belgische waren”. Iets soortgelijks werd op tv gezegd, bij Van Gils & gasten. Wij hebben in de Nederlandse media steeds alleen gecommuniceerd over de Nederlandse situatie. Aantallen die genoemd zijn betreffen alleen (vermeende) slachtoffers van misbruik in Nederland.’
Hoewel de manier waarop de gegevens met betrekking tot Nederland zijn verzameld en samengesteld ook zeer twijfelachtig is, staat het vast dat wat België betreft er nooit de drie Belgische gevallen op de lijst van Reclaimed Voices hebben gestaan. De Belgische overheid erkende dit feit in de Brusselse zaak, maar stelde dat dit het rapport als geheel niet ongeldig maakte.
Afgezien van de onjuiste verwijzing naar drie Belgische gevallen die in Nederland ‘gevonden’ waren, stelde het IACSSO dat het andere ‘directe of indirecte’ klachten had ontvangen. Maar merendeel van het rapport ging niet over België, er werden geen specifieke gevallen benoemd en de meeste ‘informatie’ kwam uit krantenknipsels.
De Jehovah’s Getuigen baseerden zich ook op een deskundigenrapport van ondergetekende (Massimo Introvigne) en de Amerikaanse geleerden Holly Folk en J. Gordon Melton waarin het IACSSO-rapport werd bekritiseerd.
Het Hof van Brussel vat in haar beslissing van 16 juni 2022, het belangrijkste punt van onze kritiek als volgt samen: ‘het gebrek aan discussie over de methodologie; selectief gebruik van een paar betrouwbare academische bronnen; een subjectief beoordeling over bepaalde overtuigingen van Jehovah’s Getuigen als eigenaardig of bizar, terwijl deze overtuigingen in feite door veel christelijke denominaties worden gedeeld; de overheersende rol van krantenknipsels als informatiebronnen en de omissies en fouten die dergelijke bronnen hebben veroorzaakt; een gebrek aan contact met het nationale kerkelijke bureau van de Jehovah’s Getuigen; een gebrek aan verificatie van de waarheid van de aantijgingen; het ontbreken van bewijs van een verband tussen de status van slachtoffer van seksueel misbruik en de excommunicatie van deze laatste; de relevantie van het verslag van de Australische Parlementaire Commissie [Royal Commission], waarvan de cijfers grotendeels gebaseerd zijn op onbevestigde beschuldigingen van misbruik binnen het gezin en buiten elke institutionele context; de relatieve relevatie van de vooringenomenheid van de IACSSO dat Jehovah’s Getuigen door hun tweeledige visie op de wereld een “risicovolle” organisatie is, terwijl dit wereldbeeld door de meeste religieuze gemeenschappen wordt gedeeld.’
De beoordeling vermeldt onze conclusies als volgt: ‘Jehovah’s Getuigen worden geviseerd omdat de antisekte-ideologie hen stigmatiseert als de typische “sekte”, en een klimaat schept waarin “sektes” niet op een eerlijke behandeling kunnen hopen. Het IACSSO-rapport is methodologisch problematisch, en berust grotendeels op krantenknipsels en informatie van antisektairen, waarvan sommigen verbonden zijn aan FECRIS, een organisatie die door een officiële Amerikaanse Commissie is aangeklaagd wegens het systematisch verspreiden van valse informatie over groepen die zij als “sekten” bestempelt, in het bijzonder de Jehovah’s Getuigen. De bewering dat er in België een groot aantal gevallen van seksueel misbruik onder Jehovah’s Getuigen zou zijn waarvan geen aangifte is gedaan, wordt niet gestaafd door de inhoud van het rapport zelf. Helaas kan het rapport van IACSSO niet worden beschouwd als een objectief, onbevooroordeeld rapport. Het feit dat er geen vertegenwoordigers van de Jehovah’s Getuigen zijn geïnterviewd tijdens het opstellen van het rapport, dat de gevallen van Reclaimed Voices op papier zijn aangenomen zonder een poging om te onderzoeken of ze werkelijk hebben plaatsgevonden en correct zijn gerapporteerd, dat er grotendeels en kritiekloos gebruik is gemaakt van krantenknipsels en informatie van anti-sekte organisaties, zijn allemaal elementen die wijzen op een vooringenomenheid. Wij bevelen aan dat er geen regerings- of andere actie wordt ondernomen op basis van dit document [het IACSSO-rapport].’
De rechter merkte op dat de Belgische Staat deze analyse niet uitdrukkelijk betwist, maar alleen verklaart dat het omstreden verslag ‘gebaseerd is op gecontroleerde en betrouwbare bronnen, die in de voetnoten worden geciteerd’. De rechter was niet overtuigd en concludeerde dat ‘de bewering van de Belgische Staat dat het IACSSO-rapport het resultaat is van nauwgezet onderzoekswerk, geenszins afbreuk [doet] aan de kritische analyse van de deskundigen.’ De rechter oordeelde inderdaad dat krantenknipsels en bevooroordeelde berichten, waaronder het controversiële Australische rapport, de enige bronnen waren van het IACSSO-rapport. De rechter oordeelde dat ‘een onderzoeksbureau dat beweert objectief en onpartijdig te zijn, redelijkerwijs niet het grootste deel van zijn analyse [kan] baseren op krantenknipsels of televisiedocumentaires. Deze houding, die door de Belgische Staat verdedigd wordt, gaat voorbij aan de verdiensten van de wetenschappelijke methode en draait de rollen om. Een ernstig wetenschappelijk toespraak kan niet gebaseerd zijn op debatten in de media die een radicaal verschillende functie hebben. In tegenstelling tot wat de Belgische Staat beweert, kan de aan het IACSSO opgelegde zorgplicht niet vergeleken worden met een deontologische code die journalisten moeten naleven.’
Naast een veroordeling van de Belgische Overheid tot voldoening van de juridische kosten van de Getuigen, oordeelde het Hof van Brussel ‘dat het IACSSO een onrechtmatige daad heeft begaan door in december 2018 het rapport ‘Rapport over de behandeling van seksueel misbruik van minderjarigen binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen.’De Belgische overheid moet op eigen kosten ‘het onderhavig vonnis publiceren op de homepage van de website van het IACSSO gedurende een termijn van zes maanden vanaf de dag waarop een termijn van acht dagen vanaf de betekening van het onderhavig vonnis verstrijkt’ en ‘in de rubriek “Nieuws” van de website van de IACSSO van een verwijzing naar het onderhavig vonnis, met een link naar de volledige tekst ervan.’
Dit vonnis zal zeker een belangrijk precedent worden. Het stelt dat godsdienstwetenschappers in dit soort zaken betrouwbaarder zijn dan journalisten en anti-sekteleden. Het laat ook zien dat overheidsinstanties die zich bezighouden met het vermeende ‘gevaar van de sekten’ niet boven de wet staan en dat ze wettelijk vervolgd kunnen worden wanneer ze valse informatie en laster verspreiden.