Of misschien hebben ze aan niemand een hekel. Ze weten gewoon dat sensationele verhalen waarin religie in verband wordt gebracht met geld, macht en ongeoorloofde seks altijd verkopen.
door Massimo Introvigne
Read the original article in English.

Het jaar 1997. Italië zat midden in een hevige mediacampagne tegen ‘sekten’, die was aangewakkerd door georganiseerde antisektebewegingen. Een tot dan toe onbekende organisatie die zich wijdde aan de bestrijding van ‘sekten’, genaamd ‘Cosamo’, begon persberichten uit te brengen waarin zij claimde het beste bewijs te hebben van ‘sektarische’ misdaden. Ze stuurden stukken van een video naar verschillende lokale media. Daarin waren delen van een ‘ritueel’ te zien, waarin ‘sekteleden’ jonge meisjes ogenschijnlijk misbruikten. Uiteindelijk ontstond er landelijk belangstelling voor. Een van de grootste Italiaanse tv-zenders verklaarde dat hij bereid was de video helemaal uit te zenden als Cosamo deze zou verstrekken. De geheimzinnige organisatie Cosamo communiceerde alleen door middel van brieven die ze achterliet in brievenbussen. Ze reageerde dat ze de video niet kon verstrekken, maar dat ze wel de technische middelen had om deze live uit te zenden. De tv-zender zou natuurlijk vrij zijn om het liveprogramma op elk gewenst moment te stoppen, als de beelden te gruwelijk waren om uit te zenden.
Uiteindelijk accepteerde de tv-zender de voorwaarden van Cosamo en de opzienbarende video werd uitgezonden tijdens een nationaal tv-programma. In de video was te zien hoe gemaskerde ‘sekteleden’ om een jong meisje heen gingen staan dat was vastgebonden en een prop in haar mond had. Het leek erop dat ze klaarstonden om haar te misbruiken en misschien zelfs te doden. Toen de kijkers zich op het ergste hadden voorbereid, en voordat de tv-zender de uitzending kon onderbreken, stond het meisje op en begon met de ‘sekteleden’ te dansen en een lied te zingen waarin ze de lichtgelovigheid van de media bespotte.
De antisektebeweging Cosamo bestond niet. Het hele verhaal bleek een goed uitgedachte en uitgewerkte grap te zijn van een groep die zichzelf ‘Luther Blissett’ noemde (naar een bekende, slechte voetballer). Deze groep stond al bekend om de grappen die ze maakte om de lichtgelovigheid van de media aan te tonen. De grap werd natuurlijk groot nieuws. De Italiaanse media schreven dat zij hun lesje wel geleerd hadden en dat ze in vervolg minder snel opzienbarende beschuldigingen tegen ‘sekten’ zouden geloven. Jammer genoeg zijn ze de gebeurtenis en de les gauw vergeten.
In 2018 publiceerde de Amerikaanse wetenschapper W. Michael Ashcraft een wetenschappelijk handboek over de geschiedenis van het onderzoek naar nieuwe religieuze bewegingen. Dit handboek is het standaardwerk geworden. Ashcraft beschreef de ontwikkeling van deze wetenschappelijke discipline. Deze formeerde zich in de jaren 1980 rond de ideeën dat ‘sekte’ geen geldige categorisering was maar een benaming die gebruikt werd om impopulaire minderheden zwart te maken, dat ‘brainwashing’ een pseudowetenschappelijke theorie is die voor hetzelfde doel gebruikt werd, en dat voorzichtig om moet worden gegaan met verklaringen van afvallige ex-leden – de minderheid van de voormalige leden die radicale tegenstanders zijn geworden van de religies die ze hebben verlaten. Deze verklaringen zouden niet gebruikt moeten worden als belangrijkste informatiebron over de bewegingen waar zij vroeger bij hoorden.
Ashcraft merkte op dat een overgrote meerderheid van de wetenschappers die onderzoek doen naar nieuwe religieuze bewegingen het eens was met deze ideeën. Een kleine minderheid scheidde zich af. Zij steunde de radicale antisektebewegingen en afvalligen en vormde de aparte groep van ‘sektestudies’. Zij hield vast aan de gedachten dat ‘sekten’ anders zijn dan de wettelijke erkende religies en aan ‘brainwashing’ doen. Ashcraft schreef dat de ‘sektestudies’ nooit geaccepteerd zijn als ‘reguliere wetenschap’. Ze gingen verder als ‘een gezamenlijk project van een kleine groep toegewijde wetenschappers’, maar werden niet gesteund door ‘de grotere wetenschappelijke gemeenschap, zowel op nationaal als op internationaal niveau’. Wetenschappers die onderzoek doen binnen de ‘sektestudies’ leven in hun eigen bubbel. Ze verschijnen zelden op belangrijke conferenties over nieuwe religieuze bewegingen en publiceren niet in vooraanstaande tijdschriften.

Ashcraft wees op een opmerkelijk fenomeen dat op zichzelf een wetenschappelijk onderzoek waard is. Hoewel de wetenschappers die onderzoek doen binnen de ‘sektestudies’ maar een kleine en bekritiseerde minderheid vormen in de academische wereld, worden zij door de media vaker aan het woord gelaten als ‘deskundigen op het gebied van sekten’ dan hun collega’s die horen bij de meerderheid van de onderzoekers op het gebied van nieuwe religieuze bewegingen. Meer in het algemeen spelen radicale leden van antisektebewegingen en afvalligen een onevenredig grote rol als informatiebron in rapportages in de media over groepen die als ‘sekten’ bestempeld worden. Mainstream wetenschappers worden vaak genegeerd. Hetzelfde geldt voor degenen die nog steeds lid zijn van de religieuze bewegingen en daar blij mee zijn. Het gebeurt ook vaak dat vertegenwoordigers van ‘sekten’ gebeld worden door journalisten die op het punt staan een negatief artikel te publiceren. Er wordt dan meteen gevraagd: ‘Hoe verdedigen jullie jezelf?’ Binnen een paar uur willen ze een verklaring ontvangen. Dit is natuurlijk een karikatuur van evenwichtige journalistiek.
Er zijn ontelbare voorbeelden van deze werkwijze. Een opzienbarend voorbeeld is de recente Britse podcastserie van The Telegraph over Jehovah’s Getuigen en seksueel misbruik. In de podcast zit een stukje van nog geen dertig seconden waarin Zoe Knox, een bekende wetenschapper, ingaat op een paar geloofsovertuigingen van de Jehovah’s Getuigen. Na de hele korte verschijning van Knox geeft de verteller de mening van de The Telegraph weer: ‘Naast academici zijn voormalige Jehovah’s Getuigen de echte experts op dit gebied, omdat zij er deel van hebben uitgemaakt.’ The Telegraph bedoelt met ‘voormalige Jehovah’s Getuigen’ eigenlijk afvalligen.
Mijn kritiek op de serie van The Telegraph werd besproken op een online forum van wetenschappers die onderzoek doen naar Jehovah’s Getuigen. George Chryssides, ongetwijfeld de meest vooraanstaande Britse wetenschapper op het gebied van de Jehovah’s Getuigen, bracht aan het licht dat hij uitgebreid geïnterviewd was door The Telegraph,maar dat niks van het interview terug te horen was in de podcast. Hij had hun simpelweg niet verteld wat ze wilden horen.
Jehovah’s Getuigen slaagden erin om één Italiaanse (L’Indro) en twee Noorse (Fosna-Folket en Vårt Land) publicaties te laten censureren door commissariaten die toezicht houden op de journalistieke integriteit. Dit gebeurde alleen te laat. Advocaten weten dat smaadzaken heel moeilijk zijn. De processen duren jaren, en als er een positieve uitspraak wordt gedaan, heeft die niet veel nut meer. Het originele artikel is al gepubliceerd en de laster heeft al plaatsgevonden.
In ieder geval de OVSE (de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) lijkt zich bewust van dit probleem. Dit blijkt uit de ‘Beleidsrichtlijn’ over vrijheid van godsdienst of geloofsovertuiging en veiligheid, die zij in 2019 uit heeft gebracht. Daarin wordt de media gevraagd ‘er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat het respect voor de diversiteit aan godsdiensten en geloofsovertuigingen toeneemt. De media zouden onbevooroordeelde en juiste informatie moeten verstrekken over verschillende godsdiensten en geloofsovertuigingen en een onbevooroordeelde en correcte voorstelling van ze moeten geven. Daarnaast zouden ze negatieve stereotypen en vooroordelen moeten weerleggen.’ De OVSE zei: ‘De media kunnen bijdragen aan een tolerantere maatschappelijke discussie door positieve verhalen te delen over alle religieuze gemeenschappen en geloofsgemeenschappen en door negatieve en discriminerende stereotypen te vermijden. Die discussie zou gebaseerd moeten zijn op echte ervaringen van personen en gemeenschappen, zonder dat de uitdagingen die er zijn, genegeerd worden. Sterker nog, de media zijn een van de belangrijkste stakeholders in de ontwikkeling van een kritisch publiek debat over het samenleven van mensen met verschillende religies en geloofsovertuigingen.’

Dit is nooit gebeurd. De vooroordelen van de media tegen ‘sekten’ zijn alleen maar toegenomen. Waarom? Daar is niet één enkel antwoord op te geven. Er is duidelijk een machtige lobby van antisektebewegingen. Deze wordt vaak gesteund door regeringen die hun onderdrukkende beleid moeten rechtvaardigen. Zij zijn rijker, machtiger en beter georganiseerd dan wetenschappers. Meer in het algemeen geldt sinds de antikatholieke kranten tijdens de Franse Revolutie dat sensationele verhalen over religie altijd verkopen, helemaal in combinatie met smaakmakende – ware of onware – verhalen over seksueel misbruik en geld dat vergaard is door hebzuchtige godsdienstfanatici. De combinatie van macht, geld en seks verkoopt per definitie. Dit is een algemeen probleem van een systeem dat bepaald wordt door aandelen en verkoop en niet door objectiviteit en waarheid. Wat verkoopt, is een priester of pastoor die jongetjes misbruikt; niet één die oprecht zijn leven wijdt aan het welzijn en onderwijs van kinderen.
Het hervormen van het mediasysteem is een proces van lange adem, zo niet onmogelijk. Religieuze bewegingen die ten onrechte als ‘sekte’ worden bestempeld moeten natuurlijk reageren, evenals academici die weten dat de meeste beschuldigingen tegen ze vals zijn. Zij zouden er goed aan doen De kunst van het gelijk krijgen nog eens te lezen. Dat is een verbazingwekkend moderne tekst, die de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer in 1831 schreef. Het is net alsof Schopenhauer voorzag hoe moderne media te werk zouden gaan. Hij vermeldde een aantal trucjes die gebruikt werden om ervoor te zorgen dat een valse theorie voor waar wordt aangenomen. Desinformatie wordt verspreid door in te spelen op bestaande vooroordelen van lezers. Verder wordt rekening gehouden met het feit dat weinigen een weerlegging zullen lezen.
Een oude redactiegrap is dat het ‘publiceren van een weerlegging hetzelfde is als twee keer hetzelfde nieuws publiceren’. Het gewoonweg ontkennen van een beschuldiging werkt niet. Als je zegt ‘wij misbruiken geen kinderen’, bevestig je volgens het publiek dat je iets van doen hebt met kindermisbruik. Schopenhauer leerde dat de discussie een heel andere kant op moet worden gestuurd. Verdedig je niet alleen, maar richt de discussie op: wie zijn de beschuldigers, wat is hun motivatie, wie zijn wij, waarom nemen wij een hoger moreel standpunt in. Dat is een lastige strategie, maar het is nooit makkelijk geweest om een mediaoorlog te winnen.